Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 331

Briefwisseling tussen advocaten is in de regel vertrouwelijk – uitzonderingen restrictief interpreteren.
Uitzondering vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°: “een mededeling van partij tot partij” is één van de essentiële voorwaarden om briefwisseling als niet-vertrouwelijk te bestempelen – de briefwisselingtussen advocaten, waarbij mr. Y aan mr. X mededeling van stukken vraagt, waarbij mr. X deze
stukken meedeelt en waarbij mr. Y antwoordt dat hij de stukken heeft ontvangen en dat hij tracht de zaak zo rap mogelijk met zijn cliënt te bespreken, bevat geen enkele mededeling van partij tot partij.
Uitzondering vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°: het uitdrukkelijk aanvaarden van het nietvertrouwelijk karakter door de geadresseerde is een andere voorwaarde om briefwisseling als nietvertrouwelijk te bestempelen – hoewel het wenselijk is dat de geadresseerde dit schriftelijk doet, kan hij ook op andere wijzen aanvaarden – een advocaat die een niet-vertrouwelijke brief beantwoordt met een niet-vertrouwelijke brief, aanvaardt het niet-vertrouwelijk karakter van de brief uitdrukkelijk.
Uitzondering vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°: elke mededeling die een akte van rechtspleging uitmaakt of vervangt – de brief waarbij de stukken worden meegedeeld voldoet niet aan deze
uitzondering omdat de stukken niet worden meegedeeld in het kader van een procedure.
Uitzondering vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°: elke mededeling die uitdrukkelijk als niet-vertrouwelijk bestempeld een eenzijdige verbintenis zonder voorbehoud inhoudt – in een brief stelt de advocaat dat zijn cliënt bereid is de kosten voor het regelen van de motor op zich te nemen. Dit is een eenzijdige verbintenis.

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

Een stafhouder vraagt mij advies omtrent het al dan niet vertrouwelijk karakter van de briefwisseling tussen mr. X en mr. Y.

Op 12 juni 2008 zendt mr. Y een aangetekende brief naar de heer A.
De heer A consulteert daarop mr. X, waarna briefwisseling ontstaat tussen mr. X en mr. Y.

De eerste brief van mr. X aan mr. Y dateert van 23 juni 2008. Bovenaan op de brief staat: “OFFICIEEL /NIET-VERTROUWELIJK”.

Onderaan de brief staat:

“gezien huidig schrijven een ingebrekestelling van partij tot partij vervangt en bovendien een antwoord biedt op uw rechtstreeks schrijven naar cliënt, zal u hieraan een officieel en niet-vertrouwelijk karakter verlenen.”

Bij brief van 24 juni 2008 gaf mr. Y aan mr. X mededeling van het volledige dossier. Dit gebeurde bij brief die uitdrukkelijk als “officieel” is bestempeld.

Bij brief van 4 juli 2008 deelt mr. X aan mr. Y het dossier mee met een brief die uitdrukkelijk is bestempeld als “officieel/niet-vertrouwelijk”.

Mr. Y meldt de goede ontvangst van de stukken en belooft zo spoedig mogelijk de zaak met de cliënt te bespreken bij brief d.d. 8 juli 2008.

Op 11 juli 2008 schrijft mr. Y naar mr. X in een brief die hij als “officieel” bestempelt dat de aanspraken van de cliënt van mr. X worden betwist, maar dat zijn cliënte geen procedure wenst en onder voorbehoud van alle rechten en zonder enige nadelige erkentenissen bereid is het regelen van de motor (de cilinder) op zijn kosten te nemen.

Mr. Y eindigt zijn brief met:

“mocht u niet akkoord zijn met het officieel karakter van huidig schrijven, dan zou ik u dank weten dit per omgaande mee te delen zodat cliënt dan rechtstreeks kan schrijven.”

Mr. X schrijft vervolgens mr. Y aan op 28 juli 2008. Het betreft een zeer uitvoerige brief van zes pagina’s met een uitgebreide argumentatie en veertig stukken als bijlage.

Mr. X vermeldt in de brief nergens dat hij zelf deze brief als niet-vertrouwelijk bestempelt.

Bij brief van 12 augustus 2008 laat mr. Y aan mr. X weten dat de inhoud van de brief van 28 juli 2008 door zijn cliënt wordt betwist. De brief van 12 augustus 2008 maakt geen enkele vermelding van het niet-vertrouwelijk karakter. Mr. Y eindigt zijn brief met de vraag: “Kunt u mij nog meedelen of uw fax (bedoeld wordt de fax van 28 juli 2008) officieel dan wel vertrouwelijk is?”

Bij brief van 14 augustus 2008 schrijft mr. Y aan mr. X:

“Mijn fax d.d. 12 augustus 2008 werd niet beantwoord.
Ik ga er dus van uit dat uw brief d.d. 28 juli 2008 vertrouwelijk is.
Ik kan u dan ook niets anders bevestigen dan dat cliënt de inhoud van uw fax d.d. 28 juli 2008 integraal betwist en niet akkoord is om op die basis te onderhandelen.”

Bij brief van 25 augustus 2008 laat mr. X aan mr. Y weten dat zijn fax van 28 juli 2008 wel degelijk een officieel karakter had. Hij doet dit bij brief bestempeld als “officieel/niet-vertrouwelijk”.

Mr. Y antwoordt bij brief van 27 augustus 2008 dat hij het officieel karakter van de brief van 28 juli 2008 niet aanvaardt en evenmin dit van de brief van 25 augustus 2008. Hij motiveert dit als volgt:

“Op uw brief d.d. 28 juli 2008 is nergens vermeld dat hij officieel is. Hij is derhalve vertrouwelijk.
Ik was volledig akkoord om het officiële karakter te aanvaarden op voorwaarde dat u mij per omgaande dit bevestigde.
Ik heb u op 12 augustus 2008 gevraagd of uw fax officieel dan wel vertrouwelijk is. U hebt niet geantwoord zodanig dat uw fax vertrouwelijk blijft.
Het gaat niet op een maand later een vertrouwelijk schrijven een officieel karakter te geven. Op die manier heeft u verhinderd dat ik tijdig en gemotiveerd kon antwoorden.”

Als gevolg van voormelde brief zendt mr. X op 27 augustus 2008 een brief die hij bestempelt als “officieel/niet-vertrouwelijk” naar mr. Y met identiek dezelfde inhoud als de brief van 28 juli 2008 met uitzondering van volgende inleidende paragraaf:

“omwille van de door u vandaag opgeworpen discussie m.b.t. het al dan niet vertrouwelijk karakter dat aan onze eerdere briefwisseling wordt het standpunt van cliënt bij huidig ontegensprekelijk officieel en niet-vertrouwelijk schrijven herhaald.”

Bij brief van 29 augustus 2008 betwist mr. Y het niet-vertrouwelijk karakter van de brief van 27 augustus 2008.


Advies

Het al dan niet vertrouwelijk karakter van briefwisseling tussen advocaten is nog steeds geregeld door het reglement van de Nationale Orde van Advocaten betreffende de overlegging van briefwisseling tussen advocaten.

Briefwisseling tussen advocaten is in de regel vertrouwelijk.

Het reglement vermeldt in artikel 2 een aantal uitzonderingen die, als uitzondering, restrictief moeten worden geïnterpreteerd.

De betrokken advocaten vermelden niet uitdrukkelijk op welke uitzondering zij zich beroepen, maar op één brief na, waarover hieronder meer, moeten de brieven worden beoordeeld op grond van de uitzondering vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°:

“Verliezen nochtans het vertrouwelijk karakter, zodat ze zonder toelating van de stafhouder mogen overgelegd worden: elke mededeling, zonder voorbehoud en niet-vertrouwelijk gedaan, ten verzoeke van een partij, om er kennis van te geven aan een andere partij, op voorwaarde dat de geadresseerde ze uitdrukkelijk aanvaardt als zijnde niet-vertrouwelijk.”

De brieven van 23 juni 2008 tot 11 juli 2008 werden door de afzender telkens uitdrukkelijk bestempeld als niet-vertrouwelijk.

De brief van 23 juni 2008 van mr. X aan mr. Y bevat mededelingen van partij tot partij.

De daaropvolgende brieven van 24 juni 2008, 4 juli 2008 en 8 augustus 2008 bevatten evenwel geen enkele mededeling van partij tot partij. Het gaat om briefwisseling tussen advocaten, waarbij mr. Y aan mr. X mededeling van stukken vraagt, waarbij mr. X deze stukken meedeelt en waarbij mr. Y antwoordt dat hij de stukken heeft ontvangen en dat hij tracht de zaak zo rap mogelijk met zijn cliënt te bespreken.

Deze brieven voldoen dienvolgens niet aan één van de essentiële voorwaarden om als niet- vertrouwelijk te kunnen worden bestempeld. Zij bevatten geen mededelingen van partij tot partij.

De brief waarbij de stukken worden meegedeeld voldoet niet aan de uitzondering vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° van het reglement (elke mededeling die een akte van rechtspleging uitmaakt of vervangt) omdat de stukken niet worden meegedeeld in het kader van een procedure. De brief van 11 juli 2008 bevat manifest wel een mededeling van partij tot partij.

Blijft nog de vraag of voor de brief van 23 juni 2008 en 11 juli 2008 is voldaan aan de voorwaarde dat het niet-vertrouwelijk karakter uitdrukkelijk werd aanvaard door de geadresseerde.

Hun uitdrukkelijke aanvaarding staat tegenover een impliciete aanvaarding. De wil om het niet- vertrouwelijk karakter te aanvaarden moet door de bestemmeling op een of andere wijze worden uitgedrukt.

Voor een correcte toepassing van het reglement is het wenselijk dat de bestemmeling uitdrukkelijk schriftelijk bevestigt dat hij het niet-vertrouwelijk karakter van een brief aanvaardt, maar dit sluit niet uit dat deze aanvaarding ook op andere wijzen kan worden uitgedrukt.

Zo moet worden aangenomen dat een advocaat die een niet-vertrouwelijke brief beantwoordt met een niet-vertrouwelijke brief, het niet-vertrouwelijke karakter van de brief uitdrukkelijk aanvaardt. De uitdrukking van de aanvaarding ligt in het feit dat men ook het antwoord als niet-vertrouwelijk bestempelt. Men kan immers een vertrouwelijke brief nooit beantwoorden met een niet- vertrouwelijke brief.

Meteen kan worden vastgesteld dat de brief van 23 juni 2008 van mr. X aan mr. Y moet worden beschouwd als een niet-vertrouwelijke brief, vermits hij ook niet-vertrouwelijk werd beantwoord.

Ook het niet-vertrouwelijke karakter van de brief van 11 juli 2008 van mr. Y aan mr. X wordt aanvaard door mr. X. Hij doet dit niet alleen in zijn brief van 27 augustus 2008, maar ook nadien, nadat blijkt dat mr. Y het niet-vertrouwelijk karakter van zijn brief van 27 augustus 2008 niet aanvaardt, blijft hij het officieel karakter van de brief van 11 juli 2008 aanvaarden.

Bovendien meen ik dat de brief van 11 juli 2008 valt onder de uitzondering bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2° van het reglement: elke mededeling die uitdrukkelijk als niet-vertrouwelijk bestempeld wordt een eenzijdige verbintenis zonder voorbehoud inhoudt.

In de brief van 11 juli 2008 stelt mr. Y dat zijn cliënt bereid is de kosten voor het regelen van de motor op zich te nemen. Dit is een eenzijdige verbintenis.

De toevoeging van de woorden: “onder voorbehoud van alle rechten en zonder enige nadelige erkentenis” slaat niet op de verbintenis zelf, maar wel op het feit dat uit deze eenzijdige verbintenis geen andere nadelige erkentenissen kunnen worden afgeleid.

De eenzijdige verbintenis zelf gebeurt zonder voorbehoud. De daaropvolgende brieven zijn manifest vertrouwelijk.

De brief van 28 juli 2008 van mr. X vermeldt nergens het niet-vertrouwelijk karakter, zodat hij ab initio niet in aanmerking komt om als niet-vertrouwelijk te worden bestempeld.

De brief van 27 augustus 2008 wordt wel als niet-vertrouwelijk bestempeld door mr. X, maar dit niet- vertrouwelijk karakter wordt niet aanvaard door mr. Y, die het niet-vertrouwelijk karakter zelfs uitdrukkelijk weigert.

Daaraan moet worden toegevoegd dat de brief van 27 augustus 2008 ook niet als officieel zou kunnen worden aanschouwd omdat hij in de eerste alinea uitdrukkelijk verwijst naar vertrouwelijke briefwisseling.

Als besluit adviseer ik dus dat uitsluitend de brieven van 23 juni 2008 van mr. X aan mr. Y en van 11 juli 2008 van mr. Y aan mr. X niet-vertrouwelijk zijn en kunnen worden overgelegd in rechte.

Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 251

Meer lezen

Advies 622

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen