Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 328
Reglement opvolging – de stafhouder kan aan de opvolgende advocaat toelating verlenen om in rechte op te treden voor een beroepsaansprakelijkheidsgeschil van de opgevolgde advocaat in bijzondere gevallen, wanneer het belang van de cliënt dit vereist – met de woorden “in bijzondere gevallen” wordt wellicht bedoeld dat de stafhouder geval per geval moet beoordelen, rekening houdend met de loyaliteit, de kiesheid, het belang van de cliënt dat bij het handelen van de advocaat steeds voorop moet staan.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een stafhouder vraagt mij advies met betrekking tot het reglement inzake opvolging. Mr. Y stelt een vordering in tegen zijn ex-cliënt tot betaling van zijn staat van kosten en ereloon. Mr. X treedt in deze zaak op voor de ex-cliënt en wenst nu bij wijze van tegenvordering een aansprakelijkheidsvordering in te stellen.
Ik begrijp dat mr. X eerder mr. Y had opgevolgd in de zaak waarvoor mr. Y thans zijn staat van kosten en ereloon vordert.
De stafhouder wijst er terecht op dat artikel 2 van het reglement inzake opvolging stelt dat de opvolgende advocaat niet in rechte mag optreden in een geschil over de beroepsaansprakelijkheid van de opgevolgde advocaat, maar dat de stafhouder in bijzondere gevallen wel daartoe toelating mag verlenen, wanneer het belang van de cliënt dit vereist.
De stafhouder stelt mij de vraag wat precies moet worden verstaan onder “bijzondere gevallen”.
Advies
Advies: Het oorspronkelijke ontwerpreglement dat werd voorgelegd aan de algemene vergadering bepaalde in artikel 2.1.:
“De opvolger mag optreden in een geschil omtrent de aansprakelijkheid of het ereloon van zijn voorganger, ongeacht of hij lid is van dezelfde balie als zijn voorganger.”
Artikel 2.2. bepaalde dat de advocaat daartoe geen toelating van zijn stafhouder behoefde, maar artikel 2.4. bepaalde:
“In bijzondere gevallen en inzonderheid wanneer redenen van loyaliteit en kiesheid het vereisen, kan de stafhouder van de opvolger deze verbod opleggen in deze geschillen op te treden.”
Bij de bespreking van dit ontwerpreglement op de algemene vergadering was er heel wat discussie over de vraag of een opvolgende advocaat wel mocht optreden in ereloongeschillen en in aansprakelijkheidsgeschillen tegen de opgevolgde advocaat.
De regel uit het ontwerpreglement dat het de opvolgende advocaat toegelaten was om op te treden in de geschillen over de aansprakelijkheid, maar dat de stafhouder dit in bijzondere gevallen kon verbieden, werd door de algemene vergadering omgekeerd. Als algemene regel is het de advocaat niet toegelaten op te treden in aansprakelijkheidsgeschillen tegen de opgevolgde advocaat, maar de stafhouder kan dit wel toelaten.
Verder werd ook beslist dat de advocaat hoe dan ook de plicht heeft om de eventuele aansprakelijkheid van zijn voorganger te onderzoeken en de cliënt daaromtrent te adviseren. Daarom werd de opvolgende advocaat ook toegestaan de opgevolgde advocaat in gebreke te stellen met betrekking tot zijn aansprakelijkheid.
In de bespreking werd ook verwezen naar het reglement van de OBFG waarin staat dat de opvolgende advocaat kan optreden in het aansprakelijkheidsgeschil tegen de opgevolgde advocaat, maar dat hij daarbij geen onverenigbare thesissen mag voorhouden.
De reden waarom de algemene vergadering uiteindelijk beslist heeft dat de opvolgende advocaat niet mocht tussenkomen in aansprakelijkheidsgeschillen wordt wellicht het best verwoord door een tussenkomst van stafhouder A:
“Het lijkt stafhouder A bijna onmogelijk dat dezelfde advocaat ook de aansprakelijkheidsvordering zou kunnen instellen. Het zou dan bijna zover gaan in een procedure waarbij de opvolgende advocaat vraagt om de opgevolgde advocaat in vrijwaring in dezelfde procedure ten gronde te kunnen betrekken, om daar tegelijk uitspraak te kunnen laten doen over de aansprakelijkheid. Op dat ogenblik is men met twee procedures bezig en is het eerder aangewezen de aansprakelijkheidsverzekeraar in de zaak te roepen dan de advocaat zelf. Het lijkt stafhouder A op heel wat punten zeer gevaarlijk, een grens is moeilijk zodat de aansprakelijkheidsprocedure best door een ander advocaat kan worden gevoerd. Zoniet worden in dezelfde procedure mogelijks tegengestelde stellingen aangehouden, hetgeen niet geloofwaardig overkomt.” (eigen markering)
Wellicht is vooral dit laatste de fundamentele reden geweest waarom de algemene vergadering wel toestond dat werd opgetreden in het ereloongeschil, maar niet in een aansprakelijkheidsgeschil. Men ging ervan uit dat in de zaak ten gronde de opgevolgde advocaat in tussenkomst zou worden geroepen m.b.t. zijn aansprakelijkheid bij de behandeling van dezelfde zaak ten gronde. Dit zou aanleiding kunnen geven tot het verdedigen van tegengestelde stellingen.
Dezelfde bezorgdheid is terug te vinden in het OBFG-reglement.
Over de precieze vraag wat moet worden verstaan onder “bijzondere gevallen” staat in de voorbereidende werken weinig of niets te lezen.
In het eerste lid van artikel 2 wordt gesteld dat de stafhouder de opvolgende advocaat verbod kan opleggen om in een ereloongeschil op te treden “in bijzondere gevallen en inzonderheid wanneer er redenen loyaliteit en kiesheid dit vereisen”.
In het tweede lid staat dat de stafhouder toelating kan verlenen voor een beroepsaansprakelijkheidsgeschil “in bijzondere gevallen, wanneer het belang van de cliënt dit vereist”.
Met de woorden “in bijzondere gevallen” werd mijns inziens niets anders bedoeld dan dat de stafhouder geval per geval moet beoordelen. Hij moet daarbij rekening houden met een aantal belangrijke principes die de grondslag vormen van het beroep van advocaat, zoals de loyaliteit, de kiesheid, maar ook het belang van de cliënt, dat bij het handelen van de advocaat steeds voorop moet staan.
Het kan niet worden betwist dat de cliënt er belang bij heeft dat een en dezelfde advocaat zijn belangen kan behartigen in dezelfde procedure betreffende enerzijds het ereloongeschil en anderzijds de aansprakelijkheidskwestie.
In de zaak die u voorlegt gaat het immers niet om een aansprakelijkheidskwestie die gevoegd wordt bij de zaak ten gronde, bij de behandeling waarvan de advocaat een fout zou hebben gemaakt. Er bestaat dus op het eerste gezicht geen gevaar voor het verdedigen van tegengestelde stellingen.
Het gaat om een afzonderlijke procedure, waarin mr. Y het initiatief genomen heeft om zijn vroegere cliënt te dagvaarden in betaling van zijn staat van kosten en ereloon. Het verweer daaromtrent is wellicht noodzakelijkerwijze gekoppeld aan de discussie over de wijze waarop de eerste advocaat de zaak heeft behartigd, wijze die volgens de cliënt blijkbaar foutief was en aanleiding kan geven tot een aansprakelijkheidsvordering.
Voor een goede rechtsbedeling is het noodzakelijk dat beide procedures samen worden gevoerd.
De cliënt heeft er alle belang bij dat dit gebeurt door een en dezelfde advocaat.
Nu de kwestie van het niet-betaalde ereloon en van eventuele aansprakelijkheid zijn losgekoppeld van de procedure ten gronde lijken mij op het eerste zicht geen regels van loyaliteit of kiesheid zich er tegen te verzetten dat mr. X ook de aansprakelijkheidsvordering zou behartigen, afgezien van concrete omstandigheden die mij onbekend zijn.
Bestuurder Philippe De Jaegere
Departement deontologie