Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 327
BVBA AB is een associatie tussen mr. A en mr. B – BVBA AB vormt een groepering met BVBA C – bedoeling om een einde te maken aan de associatie tussen mr. A en mr. B en te komen tot een groepering tussen mr. A, mr. B en mr. C – het laten bestaan van de maatschap tussen de BVBA AB en de BVBA C en het daarnaast oprichten van twee nieuwe BVBA’s , één voor mr. A en één voor mr. B waarbij beiden wederzijds één aandeel zouden hebben in elkaars vennootschap, is niet in overeenstemming met het doel om een einde te maken aan de associatie: een vennootschap die de uitoefening van het beroep van advocaat als doel heeft en waarin meer dan één advocaat aandelen heeft, is een associatie – advocaat kan het beroep van advocaat niet als lid van meer dan één associatie uitoefenen (art. 3.4 reglement samenwerkingsverbanden).
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Op 12.01.2005 wordt een bestaande BVBA A (advocaat) omgevormd tot BVBA AB met als doel de uitoefening van het beroep van advocaat in de ruime betekenis van het woord.
Mr. A en mr. B zijn vennoot in deze bvba.
Op 29.06.2006 tekenen enerzijds de BVBA AB en anderzijds de BVBA C een maatschapovereenkomst om kosten te delen.
Thans wensen zowel mr. A als mr. B elk een BVBA op te richten met als doel de uitoefening van het beroep van advocaat. Zij zouden ook elk in de vennootschap van de andere één aandeel nemen, omdat aldus het kapitaal slechts voor 1/3 zou moeten worden volstort. Het zou wel de bedoeling zijn om in de toekomst elkaars aandeel af te kopen en te evalueren naar een eenpersoons BVBA. Een termijn kan daarop niet worden gekleefd.
U schrijft verder dat het in een eerste fase de bedoeling is de gezamenlijke vennootschap te laten voortbestaan en dit om aldaar wat gezamenlijke cliënten in onder te brengen, alsook het bekostigen van een eventuele stagiair op gemeenschappelijke kosten. Ontbinding zou geen optie zijn, omdat de bewuste vennootschap een lening aanging en men deze lening nog aan het afkorten is.
Omdat een en ander niet geheel duidelijk was, heb ik met uw akkoord rechtstreeks telefonisch contact genomen met mr. A. Deze deelde mij het volgende mee:
- de associatie tussen mr. A en mr. B wordt beëindigd;
- de BVBA AB blijft enkel op papier bestaan, om de BVBA toe te laten bepaalde verplichtingen t.a.v. derden, zoals de terugbetaling van een lening, op termijn te vereffenen.
- het doel is een groepering te vormen tussen de respectieve BVBA's van mr. C, mr. A en mr. B
- mr. A en mr. B nemen elk één aandeel in de BVBA van de andere, omdat dan het kapitaal niet volledig moet worden volstort; het is evenwel niet de bedoeling ook winst of verlies te delen; het ene aandeel zou worden afgestaan, zodra mr. A en mr. B in staat zijn het kapitaal volledig te volstorten.
Advies
Op dit ogenblik is er een associatie tussen mr. A en mr. B, onder de vorm van een BVBA AB.
Er is anderzijds een groepering tussen de BVBA C enerzijds en de BVBA AB anderzijds, onder de vorm van een maatschapovereenkomst.
Het is de bedoeling om een einde te maken aan de associatie tussen mr. A en mr. B en te komen tot een groepering tussen mr. C, mr. A en mr. B, waarbij dus de uitoefening van het beroep van advocaat niet meer wordt ingebracht en de baten of verliezen niet meer worden gedeeld. Enkel bepaalde kosten zouden nog worden gedeeld.
Het mag duidelijk zijn dat het laten bestaan van de maatschap tussen de BVBA C en de BVBA AB en het daarnaast oprichten van twee nieuwe BVBA’s, een voor mr. A en een voor mr. B, waarbij beide advocaten wederzijds één aandeel zouden hebben in elkaars vennootschap, niet in overeenstemming is met deze doelstelling.
Om de doelstelling te bereiken en in overeenstemming te blijven met het reglement betreffende samenwerkingsverbanden tussen advocaten zou het volgende moeten gebeuren:
- ontbinding van de BVBA AB
- ontbinding of hervorming van de maatschapovereenkomst tussen de BVBA C de BVBA AB, om te komen tot een overeenkomst tussen de BVBA C en de nieuw op te richten BVBA’s voor mr. A enerzijds en mr. B anderzijds
- oprichting van een BVBA voor mr. A enerzijds en voor mr. B anderzijds, zonder participatie in elkaars vennootschap.
Men kan aannemen dat de BVBA AB niet meteen kan worden ontbonden omwille van bepaalde lopende verplichtingen (hoewel deze verplichtingen wellicht ook door de vennootschap in vereffening kunnen worden voortgezet). Deze vennootschap zou toch zo snel mogelijk moeten worden ontbonden, ofwel zou toch minstens het doel van de vennootschap moeten worden gewijzigd, zodat het doel niet meer de uitoefening van het beroep van advocaat is, maar bijvoorbeeld wel de ondersteuning van de uitoefening van het beroep van advocaat.
Het oprichten van twee nieuwe vennootschappen voor mr. A enerzijds en voor mr. B anderzijds, waarin beide advocaten wederzijds een aandeel hebben in de vennootschap van de andere is niet in overeenstemming te brengen met het doel, met name de beëindiging van de associatie tussen beide. Een vennootschap die de uitoefening van het beroep van advocaat als doel heeft en waarin meer dan een advocaat aandelen heeft, is een associatie.
Bovendien zou deze werkwijze in strijd zijn met artikel 3.4 van het reglement dat stelt dat de advocaat het beroep van advocaat niet als lid van meer dan één associatie kan uitoefenen. In de door mr. A en mr. B voorgestelde constructie zouden zowel mr. A als mr. B het beroep van advocaat uitoefenen in drie associaties.
Wellicht zal men daartegen opwerpen dat er in werkelijkheid slecht één samenwerking is, die ook als dusdanig naar buiten treedt. Dit stuit evenwel op twee problemen. Enerzijds zal men naar buiten treden als een groepering, terwijl men juridische structuren opzet die associaties zijn. Anderzijds mag men niet uit het oog verliezen dat vennootschapsstructuren eigen wetmatigheden hebben en dat dit problemen kan opleveren wanneer een van de advocaten de groepering (maatschap) wenst te verlaten, terwijl deze advocaat nog in niet minder dan 3 vennootschappen voor de uitoefening van zijn beroep verbonden is met de andere advocaat.
Ook vanuit juridisch en organisatorisch oogpunt lijkt de voorgestelde oplossing daarom niet de meest geschikte, maar dit is niet het voorwerp van dit advies.
Om in overeenstemming te zijn met het reglement en vertrekkende vanuit de doelstellingen van de betrokken advocaat, kan niet worden toegelaten dat mr. A en mr. B in elkaars vennootschap een aandeel nemen. Voorts moet zo snel mogelijk worden gezocht naar een oplossing om een einde te stellen aan de BVBA AB.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie