Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 315
Een advocaat kan zich laten betalen door een cliënt die in de voorwaarden verkeert om te genieten van kosteloze juridische tweedelijnsbijstand maar daarvan met kennis van zaken afziet – een advocaat die in het kader van de juridische bijstand belast is met een zaak voor een cliënt kan voor diezelfde cliënt gelijktijdig een andere zaak behartigen tegen betaling op voorwaarde dat de cliënt met kennis van zaken en volledig vrij afziet van de kosteloze juridische bijstand.
Dominique Dombret
Vraag
De probleemstelling is de volgende. Een advocaat voert voor een cliënt een procedure waarvoor hij werd aangesteld door het Bureau voor Juridische Bijstand. Daarnaast voert hij voor dezelfde cliënt een andere procedure waarvoor de cliënt hem betaalt. Hoewel de advocaat en de cliënt voorafgaand goede afspraken hebben gemaakt (d.w.z. dat de cliënt wist dat hij in aanmerking kwam voor kosteloze juridische bijstand, maar toch wenste te betalen), heeft de cliënt achteraf geprotesteerd.
Advies
De advocaat heeft de deontologische plicht om zijn cliënt te informeren en te adviseren over de mogelijkheid om van de juridische tweedelijnsbijstand te genieten. Indien daaraan is voldaan, kan de cliënt er met kennis van zaken voor kiezen geen gebruik te maken van de kosteloze juridische bijstand. De deontologie verzet er zich niet tegen dat een advocaat zich laat betalen door een cliënt die in de voorwaarden verkeert om te genieten van kosteloze juridische bijstand, maar daarvan met kennis van zaken afziet.
De voorliggende casus is nog iets complexer. De vraag is of een advocaat die in het kader van de juridische bijstand belast is met een bepaalde zaak voor cliënt x, voor diezelfde cliënt gelijktijdig een andere zaak kan behartigen tegen betaling. De vraag rijst of men deze praktijk moet en kan verbieden, zelfs indien de cliënt akkoord gaat. De commissie is van oordeel dat er geen absoluut verbod kan zijn, maar dat in elk concreet geval nauwlettend moet worden onderzocht of de cliënt met kennis van zaken en volledig vrij heeft afgezien van de kosteloze juridische bijstand. Het risico dat de cliënt niet geheel vrij heeft toegestemd, is niet denkbeeldig. De cliënt heeft blijkbaar principieel geen bezwaar tegen het feit dat zijn advocaat een zaak behandelt onder het systeem van de kosteloze juridische bijstand. Het is dus meer dan waarschijnlijk de advocaat die zijn cliënt er toe aanzet om in een andere zaak afstand te doen van zijn recht op kosteloze bijstand. De omstandigheden waarin dit gebeurt, zullen in elke zaak afzonderlijk moeten worden onderzocht om te weten of de advocaat al dan niet een inbreuk pleegde op zijn plichten van onafhankelijkheid, kiesheid en rechtschapenheid.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie