Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 305
Advocaat heeft in het kader van een gerechtelijke vereffening-verdeling kennis van een buitenlandse rekening van de tegenpartij – geen meldplicht in het kader van de witwaswetgeving.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een advocaat vraagt aan zijn stafhouder of hij overeenkomstig de witwaswet bij hem een melding moet doen van hierna vermelde feiten, die hij naamloos meedeelt.
De advocaat is geraadpleegd in het kader van een procedure gerechtelijke vereffening-verdeling na echtscheiding. Man en vrouw hadden tijdens het huwelijk een gemeenschappelijke bankrekening in het buitenland, die nog tijdens het huwelijk werd verdeeld over twee aparte rekeningen voor respectievelijk de man en de vrouw. Na de feitelijke scheiding brengt de cliënt van de betrokken advocaat de gelden op zijn rekening terug naar België overeenkomstig de fiscale amnestieregeling van 2004.
In het kader van de onderhandelingen bij de door de rechtbank aangeduide notarissen verzwijgt de tegenpartij het bestaan van de buitenlandse rekening.
De betrokken advocaat heeft kennis gekregen van het bestaan van deze rekening door zijn cliënt en vraagt of hij daarvan melding moet maken in het kader van de witwaswetgeving.
Advies
1.
Krachtens artikel 2ter van de Wet van 11 januari 1993 zijn, voor zover in deze bepalingen uitdrukkelijk wordt verwezen naar artikel 2ter, de bepalingen van de wet, van toepassing op de advocaten :
- wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met :
a) de aan- of verkoop van onroerend goed of bedrijven;
b) het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa;
c) de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;
d) het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, de uitbating of het beheer van vennootschappen;
e) de oprichting, uitbating of het beheer van trusts, vennootschappen of soortgelijke structuren; - of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed".
Afgaand op de summiere beschrijving van de context waarin de advocaat kennis nam van het bestaan van een buitenlandse rekening, lijkt het mij dat de activiteiten van de advocaat in deze zaak niet vallen onder een van de handelingen vermeld onder artikel 2ter van de Wet van 11 januari 1993, zodat deze wet hierop niet van toepassing is en er dus ook geen meldplicht is.
2.
In de hypothese dat de activiteiten van de advocaat in deze zaak wel onder de toepassing van artikel 2ter zouden vallen, dient te worden onderzocht of er een meldplicht is overeenkomstig artikel 14bis § 3 van dezelfde wet. Dit artikel bepaalt dat er een meldplicht is voor advocaten die bij de uitoefening van de in artikel 2ter opgesomde activiteiten feiten vaststellen waarvan zij weten of vermoeden dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme.
Deze meldplicht werd door de toevoeging van een artikel 14quinquies aan de wet (bij programmawet van 27.04.2007, B.S. 08.05.2007) uitgebreid tot het louter vermoeden in hoofde van de advocaat dat een feit of een verrichting verband kan houden met witwassen van geld afkomstig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanisme of procédés van internationale omvang worden aangewend, brengen zij dit ter kennis van de Cel voor financiële informatieverwerking, inclusief van zodra zij minstens een van de indicatoren opsporen die de Koning vastlegt bij in Ministerraad overlegd besluit (KB 03.06.2007, B.S. 13.06.2007).
Zowel voor de toepassing van artikel 14bis als voor de toepassing van artikel 14quinquies geldt evenwel dat er geen meldplicht is indien de advocaat de informatie ontvangt van één van zijn cliënten of over één van zijn cliënten wanneer hij de rechtspositie van zijn cliënt bepaalt, dan wel die cliënt in of in verband met een rechtsgeding verdedigt of vertegenwoordigt, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. (artikel 14bis § 3, lid2)
Nog afgezien van de vraag of er hier sprake is van een feit dat verband houdt of kan houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, is er mijns inziens geen meldplicht omdat de advocaat de informatie heeft vernomen van zijn cliënt terwijl hij deze cliënt in verband met een rechtsgeding verdedigt of vertegenwoordigt. Het gaat immers om een feit vernomen in het kader van een gerechtelijke vereffening-verdeling.
3.
Overeenkomstig artikel 14bis § 3 derde lid controleert de stafhouder of de voorwaarden waarvan sprake in artikel 2ter en in het tweede lid van artikel 14bis § 3 zijn nageleefd. Enkel indien deze voorwaarden zijn nageleefd bezorgt hij de informatie aan de cel voor financiële informatieverwerking.
Indien de betrokken advocaat alsnog een melding zou doen, adviseer ik u geen melding te doen aan de cel voor financiële informatieverwerking, gezien in casu noch de voorwaarden van artikel 2ter, noch deze van artikel 14bis § 3 2° lid zijn vervuld.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie