Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 3
Samenwerking met een zakenkantoor
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
1. Ik meen dat de samenwerking met de zaakwaarnemer EFIM nv onmogelijk is in het kader van het nationaal reglement op de zaakwaarnemers, betrekkingen tussen de zaakwaarnemers en advocaten van 28/7/1990 en zelfs met het meer ruime plaatselijke reglement, reglement op de verhouding tot cliënteel verwezen door derden van 24/10/1988 dat vanzelfsprekend ondergeschikt is aan het nationaal reglement.
Artikel 1 van het nationaal reglement stelt dat het de advocaten verboden is betrekkingen te onderhouden met zaakwaarnemers die beweren rechtstreeks of onrechtstreeks de partijen te vertegenwoordigen. Datzelfde verbod geldt hoofdens artikel 2 ten overstaan van elke zaakwaarnemer die, zij het op bijkomende wijze, schuldvorderingen int of schulden centraliseert voor zijn klanten. Het is evident dat het gaat om een vennootschap die schuldvorderingen int maar er is meer.
2. Ik heb op de documenten die ik U terugzend een aantal nogal bezwarende vermeldingen van deze maatschappij EFIM onderstreept. Buiten een blijkbaar totaal gebrek aan juridische kennis en juridische woordenschat (advocaten worden raadsheren, die commissielonen krijgen en vergoedingen die de tegenpartij moet betalen worden rechtsplegingsvergoedingen genoemd en EFIM eigent zich toe, hoewel de tussenkomst van een advocaat in het vooruitzicht wordt gesteld, de klant raad te geven bij het kiezen van de best op te volgen procedure), schijnt men voor de summiere rechtspleging niet te weten dat er een tussenkomst vereist is van advocaten, enz.
3. Ernstiger is het feit dat men zich beroept op de deontologische regels van de Belgische Nationale Orde van de Advocaten samen met de Nationale Kamers van Gerechtsdeurwaarders en men tracht dus te profiteren van de reputatie van de Balie en de gerechtsdeurwaarders om zichzelf in het zonlicht te stellen.
M.i. is dat een daad van oneerlijke concurrentie.
De advocaat wordt voorgesteld als een advocaat van EFIM en er wordt gesteld wat betreft de verwittigingsprocedure dat hun juridische dienst de betwistingen bij de rechtbanken van Antwerpen kan afhandelen, wat helemaal niet het geval is.
Er wordt een verhoging van 3%na een verhoging van 15%en een nalatigheids-interest van1 % per maand in het vooruitzicht gesteld als forfaitaire invorderings-vergoeding, wat vanzelfsprekend totaal nietig is.
Vanzelfsprekend gaat er een afgevaardigde ter plaatse en wat de juridische procedure betreft wordt er voor de advocaat een no cure no pay systeem ingevoerd. Daarbij laat men niet na er op te wijzen dat de deurwaarders en advocaten zeker gekend zijn als laatste remedie en dat de diensten van beiden meestal duur zijn en de kosten moeilijk voorspelbaar.
Ook op voorbeeld 2 is er weer opnieuw sprake van het recht dat de advocaat heeft alleen al als honorarium 10 % in rekening te brengen of 250.000 BEF “zodat U hier 3x meer zal betalen, faillissement of niet, bij EFIM pay watcher no cure no pay”.
4. Het verwondert mij dat toestemming wordt gevraagd om mee te werken met een zaakwaarnemer die dan nog publiekelijk de advocatuur en de gerechtsdeurwaarders aanvalt wat het kostenaspect betreft om dit als een eigen commercieel element uit te spelen.
Wat de advocaten uiteindelijk als betaling ontvangen is totaal onduidelijk. Wanneer men de cijfers ziet die in rekening worden gebracht en die helemaal niet gering zijn zoals uit de voorbeelden blijkt, lijkt men te moeten besluiten dat het om bijzonder geringe vergoedingen voor de advocaat zelf gaat. Er is wel sprake van de vergoeding en commissies van pay watcher maar geenszins van de vergoeding van de advocaat.
Een ontleding van de kostenstructuur van wat werkelijk kan gevraagd worden door EFIM bij invorderingen in België en in het buitenland toont echter aan dat het om zeer belangrijke bedragen gaat.
Ik ben dus van mening dat een dergelijke aanvraag niet kan ingewilligd worden. Integendeel, dat eerder deze maatschappij zou moeten aangepakt worden als een oneerlijke mededinger op de markt. Het probleem daarbij is vanzelfsprekend dat wij deze stukken vertrouwelijk bekwamen van een advocaat die werd aangezocht om op te treden voor deze vennootschap zodat we bezwaarlijik van deze stukken in enige procedure gewag kunnen maken.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie