Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 299
Briefwisseling tussen advocaten betreffende de procedure en de wijze waarop de ene of de andere zich ter zitting zal gedragen is niet te beschouwen als een voorstel namens een partij aan de andere partij en blijft dus vertrouwelijk, ook wanneer een advocaat zich in een brief met een en ander akkoord verklaart.
Advocaat tekent hoger beroep aan tegen vonnis dat met zijn akkoord tot stand kwam - na vonnis gewijzigde omstandigheden - geen deloyaal gedrag.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
1.
De zaak betreft een echtscheidingsprocedure volgens de oude wet. Mr. Y heeft namens zijn cliënt de cliënt van mr. X gedagvaard in echtscheiding op grond van twee jaar feitelijke scheiding. Mr. Y heeft meteen ook een conclusie neergelegd, waarin de omkering van het vermoeden van schuld wordt gevorderd. Mr. Y maakt deze conclusie over aan mr. Z (van het kantoor van mr. X) bij brief van 22.05.2007 met de boodschap dat zij de zaak wenst aan te houden voor wat betreft de vordering tot echtscheiding, terwijl de kwestie van de omkering van het schuldvermoeden naar de rol kan worden verwezen.
Mr. X antwoordt hierop bij brief d.d. 23.05.2007:
“Ik heb kennis genomen van uw conclusie in de in rand vermelde zaak.
Akkoord, doch enkel m.b.t. het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen op grond van twee jaar feitelijke scheiding.
Mijn cliënte wenst als notaris aangesteld te zien: notaris A.
De problematiek omtrent de (omkering van) de schuldvraag en schuldvermoeden naar de rol.
Laat u een bereidwillig confrater verschijnen?”
De vraag rijst of de brief d.d. 23.05.2007 van mr. X al dan niet vertrouwelijk.
2.
Mr. X heeft zich akkoord verklaard met het feit dat de zaak zou worden aangehouden m.b.t. het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen op grond van twee jaar feitelijke scheiding. Op basis van dit akkoord is er een confrater loco hem verschenen en werd de echtscheiding ook uitgesproken. Tot zover heeft mr. X gehandeld in overeenstemming met zijn brief.
Vervolgens heeft mr. X evenwel hoger beroep aangetekend tegen dit vonnis. De vraag rijst of mr. X hierdoor deloyaal handelde, in het licht van zijn brief van 23.05.2007.
Advies
1.
De vraag of de brief van mr. X d.d. 23.05.2007 al dan niet vertrouwelijk is moet worden getoetst aan het reglement van de Nationale Orde van Advocaten inzake de overlegging van briefwisseling tussen de advocaten.
Dit reglement stelt in artikel 1 als algemeen principe dat de briefwisseling tussen advocaten vertrouwelijk is.
Artikel 2 bepaalt vervolgens een aantal uitzonderingen.
De bewuste brief valt onder geen enkele van deze uitzonderingen. De brief vervangt geen akte van rechtspleging, zodat artikel 2, 1° niet van toepassing is. De brief is niet uitdrukkelijk als niet vertrouwelijk bestempeld zodat de artikelen 2, 2°, 3° en 3°bis evenmin van toepassing zijn. Ten slotte valt de brief ook niet onder de toepassing van artikel 2, 4°. Deze uitzondering heeft betrekking op een brief waarbij uit naam van een partij een voorstel wordt gedaan aan een andere partij. Deze brief wordt niet vertrouwelijk, wanneer de andere partij dit voorstel onvoorwaardelijk aanvaardt.
Er is geen sprake van een voorstel van een partij dat door een andere partij wordt aanvaard. De briefwisseling tussen advocaten betreffende de procedure en de wijze waarop de ene of de ander zich ter zitting zal gedragen is niet te beschouwen als een voorstel namens een partij aan de ander partij gedaan en blijft dus vertrouwelijk, ook wanneer een advocaat zich in een brief met een en ander akkoord verklaart. De ratio van artikel 2, 4° van het reglement is gelegen in de noodzaak aan de partijen een geschreven bewijs te verschaffen van hun akkoord dat werd afgesloten door tussenkomst van hun raadslieden.
De brief van 23.05.2007 van mr. X is vertrouwelijk.
2.
Het feit dat de brief in kwestie vertrouwelijk is, betekent vanzelfsprekend niet dat mr. X het bestaan van deze brief mag miskennen. De loyaliteit gebiedt dat een advocaat ook zijn vertrouwelijke afspraken nakomt, zelfs wanneer zijn cliënt zich daartegen zou verzetten. Indien er aldus een spanning ontstaat tussen enerzijds de wens van de cliënt en anderzijds de deontologische verplichting van de advocaat om zich te houden aan eerder gemaakte afspraken, dan dient de advocaat zich desnoods uit de zaak terug te trekken. Men kan immers een advocaat niet verplichten om tegen het belang van zijn cliënt in te handelen.
Mr. X geeft een precieze uitleg waarom hij zich, ondanks zijn akkoord met de echtscheiding op grond van twee jaar feitelijke scheiding, genoodzaakt zag om toch hoger beroep aan te tekenen. Blijkbaar was zijn cliënt niet op de hoogte van het feit dat zijn echtgenote een buitenechtelijke relatie had, die zij voor hem verzweeg. In het kader van de schuldvraag en de daaraan verbonden consequenties is dit vanzelfsprekend een belangrijk element. De cliënt van mr. X zou slechts na het echtscheidingsvonnis kennis gekregen hebben van deze overspelige relatie. Om de echtgenote alsnog te kunnen betrappen op overspel diende hoger beroep te worden aangetekend. Nadat de echtscheiding definitief geworden is, is er immers geen sprake meer van overspel.
De echtgenote zou effectief betrapt zijn op overspel.
Het was in elk geval in het belang van de cliënt van mr. X dat hoger beroep moest worden aangetekend. Vraag blijft of mr. X dit vanuit deontologisch oogpunt kon doen.
Ingevolge deze gewijzigde situatie handelde mr. X niet deloyaal door hoger beroep aan te tekenen tegen een vonnis dat met zijn akkoord tot stand kwam. Mr. X heeft zich in een bepaalde context akkoord verklaard met de echtscheiding op grond van twee jaar feitelijke scheiding en hij heeft dit akkoord ook nageleefd. Nadien is de context gewijzigd, hetgeen verantwoordt dat hoger beroep moest worden aangetekend. Mr. X handelde daarbij niet formeel in strijd met zijn brief van 23.05.2007, vermits deze enkel ging over de houding die hij namens zijn cliënt zou aannemen op de inleidende zitting. Materieel is er een tegenstrijdigheid tussen de proceshouding van (de cliënt van) mr. X in eerste aanleg en het hoger beroep, maar dit heeft een welbepaalde oorzaak die de handelswijze van mr. X verantwoordt en niet deloyaal maakt.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie