Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 295
Gespecialiseerd advocaten-incassobureau
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een stafhouder zendt mij een rondschrijven van een advocaat van zijn balie die zich voordoet als een "gespecialiseerd advocaten-incassobureau".
Deze advocaat voert blijkbaar via e-mail reclame onder de hoofding "gratis test van (maximum) 100 incassodossiers in de minnelijke fase".
De stafhouder vraagt of deze reclame strijdig is met het reglement inzake de publiciteit van de OVB.
Advies
1.
Artikel 1 van het reglement bepaalt dat de advocaat publiciteit mag voeren of laten voeren, voor zover deze niet in strijd is met enige rechtsnorm, in het bijzonder met dit reglement.
In het ontwerp van reglement werd aanvankelijk uitdrukkelijk verwezen naar de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep ten grondslag liggen. Deze uitdrukkelijke bepaling werd niet weerhouden, omdat men het reglement eenvoudig wenste te houden en de verwijzing naar "enige rechtsnorm" ook een verwijzing impliceerde naar de deontologie en onder meer ook naar artikel 456 Ger. W. waarin deze algemene beginselen terug te vinden zijn.
Het lijdt mijns inziens geen twijfel dat de bewuste reclame zowel naar vorm als naar inhoud strijdig is met de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep ten grondslag liggen.
2.
De advocaat of het advocatenkantoor doet zich voor als "gespecialiseerd advocaten- incassobureau". Een incassobureau is een handelsonderneming die tegen betaling instaat voor het minnelijk invorderen van onbetaalde schulden voor andermans rekening. Deze activiteit is gereglementeerd bij Wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument (B.S. 29 januari 2003). Uit deze wet blijkt duidelijk dat de wetgever een duidelijk onderscheid maakt tussen deze handelsactiviteit en de minnelijke invordering van schulden door een advocaat (zie o.m. artikel 2, § 1, 2°). De wet verbiedt trouwens het incassobureau te laten uitschijnen dat zijn documenten uitgaan van een advocaat.
Gezien de activiteit van een incassobureau een handelsactiviteit is, is deze activiteit overeenkomstig artikel 437, eerste lid, 3° Ger.W. onverenigbaar met het beroep van advocaat.
Dienvolgens kan een advocatenkantoor zich geen "gespecialiseerd advocaten-incassobureau" noemen. Dit is in strijd zowel met artikel 437, eerste lid, 3° Ger.W. als met de Wet van 20 december 2002.
3.
Daar komt nog bij dat krachtens artikel 428, derde lid Ger.W. geen nadere bepaling aan de titel van advocaat mag worden toegevoegd. Het gebruik van de term "incassoadvocaat" elders in de reclameboodschap is strijdig met deze bepaling.
4.
De kwestieuze publiciteit voor een "advocaten-incassobureau" is dienvolgens strijdig met meerdere rechtsnormen en dan ook strijdig met artikel 1 van het reglement inzake de publiciteit.
5.
Overigens is ook de stijl en de boodschap van de publiciteit een advocaat onwaardig. De advocaat in kwestie prijst op een ronduit commerciële wijze zijn diensten aan en gaat daarbij zover om als lokmiddel bij wijze van "gratis test" voor te stellen om tot een maximum van 100 dossiers gratis te behandelen.
Vanzelfsprekend mag een advocaat gratis werken, maar dan uitsluitend uit sociale overwegingen. Dit "pro bono" werk wordt zelfs aangemoedigd.
Het gratis aanbieden van diensten als lokmiddel om commercieel cliënteel te werven is beneden de waardigheid van het beroep van advocaat.
Overigens onthoudt de bewuste reclame het potentieel cliënteel de meest essentiële informatie, zoals de werkelijke kostprijs en worden diensten aangeboden die door een advocaat niet kunnen worden geleverd, zoals een solvabiliteitsonderzoek.
De bewuste reclame is dienvolgens ook misleidend en strijdig met artikel 2 van het reglement inzake de publiciteit.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie