Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 294
Verkiezingspropaganda
Dominique Dombret
Merve Köse
Vraag
Een advocaat stoort zich aan een brief die hij ontving van een confrater van een andere balie, die deze brief schreef als kandidaat voor de federale verkiezingen van 10 juni 2007.
De advocaat vraagt zijn stafhouder of dit schrijven verenigbaar is met de deontologische regels van het beroep van advocaat. Hij stelt dat deze brief veel verder gaat dan de klassieke, neutrale vermelding in verkiezingspropaganda van het feit dat men advocaat is. Hij stoort zich voornamelijk aan het feit dat de brief, uitgaande van een politicus, de aanspreektitel "waarde confrater" draagt en eindigt met de vermelding "met confraternele groeten".
Advies
De brief in kwestie gaat uit van een parlementslid, dat tevens advocaat is en dat specifiek de beroepsgroep aanschrijft om bij deze laatste verkiezingspropaganda te maken. De brief is inhoudelijk toegespitst op thema's die de advocatuur kunnen aanbelangen.
Het reglement inzake de publiciteit van de Orde van Vlaamse Balies bepaalt in artikel 7 dat, behalve in personalia en in curriculum vitae, het de advocaat niet toegestaan is in publiciteit melding te maken van door hem in het verleden of thans uitgeoefende politieke mandaten.
In de balie waar de betrokken advocaat-politicus is ingeschreven, zijn er geen specifieke reglementen m.b.t. de advocaat-politicus.
Het reglement inzake de publiciteit van de Orde van Vlaamse Balies heeft betrekking op de reclame die de advocaat voert in zijn hoedanigheid van advocaat. Algemeen wordt nochtans ook aangenomen dat de advocaat-politicus in zijn kiespropaganda de nodige terughoudendheid aan de dag moet leggen en zijn beroep van advocaat gescheiden moet houden van zijn politiek mandaat.
Deze regel was vroeger streng, omdat er een algemeen verbod op publiciteit bestond en de advocaat via de verkiezingspropaganda dit verbod mogelijks kon omzeilen. De regel van artikel 7 van het reglement inzake de publiciteit heeft nu evenwel een andere grondslag, met name deze dat de advocaat niet de indruk mag wekken dat hij dankzij zijn politiek mandaat als advocaat meer invloed zou hebben.
Om die reden zou het ook niet passen dat een advocaat in zijn verkiezingspropaganda uitvoerig bericht over zijn advocatenpraktijk.
In casu heeft de advocaat-politicus zich evenwel uitsluitend gericht tot confraters en dus niet tot potentieel cliënteel. De ratio die ten grondslag ligt aan artikel 7 van het reglement ontbreekt hier dus. Het reglement inzake de publiciteit is, zelfs in de brede interpretatie die ik daaraan hierboven heb gegeven (niet enkel van toepassing op publiciteit als advocaat, maar ook op de verkiezingspropaganda van een advocaat-politicus), niet van toepassing op dit geval.
De advocaat richt zich niet tot het publiek, maar wel tot de eigen beroepsgroep. Het feit dat hij de confraters daarbij aanspreekt met “waarde confrater” en hen groet met “confraternele groeten” is niet aanstootgevend, wel integendeel.
Ik zie dienvolgens geen enkele deontologische inbreuk in de kwestieuze brief van de betrokken advocaat-politicus.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie