Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 287
Minister - verzoek om enerzijds advocaat te blijven en om anderzijds uitzonderingen te bekomen
Dominique Dombret
Merve Köse
Vraag
Een stafhouder vraagt advies m.b.t. het verzoek van een minister om enerzijds aan de balie te blijven, maar anderzijds te kunnen genieten van bepaalde uitzonderingen, m.n. een ontheffing van de verplichting tot permanente vorming en een ontheffing van de verplichting een kantooradres te hebben.
Advies
U stelt in uw brief vooreerst de vraag of minister X, die blijkens zijn eigen uitleg geen enkele activiteit meer heeft als advocaat, wel nog aan de balie kan ingeschreven blijven.
Het is de raad van de Orde die meester is over het tableau en die oordeelt over de inschrijving op het tableau en gebeurlijk ook de weglating van het tableau. Indien u meent dat er redenen zijn om minister X weg te laten van het tableau, dan dient deze beslissing te worden genomen door de raad van de Orde. Zoals u weet zijn wij in de commissie deontologie bezig met het opstellen van een reglement om de daartoe te volgen procedure te regelen, maar zelfs in afwachting daarvan, meen ik dat een weglating van een persoon van het tableau enkel kan nadat deze persoon is gehoord door de raad van de Orde.
De vraag of minister X kan of moet worden weggelaten van het tableau is in eerste instantie gekoppeld aan de vraag naar de onverenigbaarheid tussen het beroep van minister en dat van advocaat.
Traditioneel wordt aanvaard dat er geen onverenigbaarheid is tussen beide beroepen.1 Aan bepaalde balies is deze materie geregeld en daar wordt meestal gesteld dat de minister wel advocaat mag blijven, maar in principe, behoudens toelating van de stafhouder, tijdens zijn ambtsperiode niet mag pleiten. Voor meer details hieromtrent verwijs ik bij wijze van voorbeeld naar de artikelen 215 tot 219 van de Codex van de balie Brussel-Nl.
Ik heb vastgesteld dat er in de reglementen van uw balie geen bepalingen staan m.b.t. de verenigbaarheid van het ministerambt met het beroep van advocaat.
Het verdient aanbeveling na te zien of er niet vroeger reeds een beslissing was van de raad van de Orde ten aanzien van de verenigbaarheid in dit concrete geval.
Wat nu de vragen van minister X betreft, kan het volgende worden overwogen.
Het reglement betreffende de permanente vorming kent geen uitzonderingen. Elke advocaat opgenomen op het tableau is in principe onderworpen aan de verplichting om zich jaarlijks bij te scholen en daarvan het bewijs te leveren.
Dit alles neemt niet weg dat de stafhouder de bevoegdheid heeft om soeverein te oordelen welk gevolg hij geeft aan de vaststelling dat een advocaat niet heeft voldaan aan de verplichting zich permanent te vormen. Rekening houdend met deze bevoegdheid, zijn er bepaalde stafhouders die ingaan op het verzoek van een advocaat om te worden vrijgesteld van de verplichting en dit om diverse redenen. Zo zijn mij gevallen bekend waarbij de stafhouder vrijstelling verleent om medische redenen of nog omdat de advocaat, die zich in een rolstoel verplaatst, moeite heeft om de lessen permanente vorming bij te wonen. Er wordt soms ook vrijstelling verleend aan oudere confraters, die er aan houden de titel van advocaat te blijven voeren, maar in werkelijkheid geen of nauwelijks nog praktijk hebben.
Eén en ander moet mijns inziens menselijk en met het nodige gezond verstand worden benaderd. U zult in alle wijsheid over de vraag van minister X moeten oordelen.
Ten slotte is er de vraag van minister X of hij nog wel een kantooradres moet hebben.
Artikel 430, lid 1 Ger.W. bepaalt dat in elk gerechtelijk arrondissement uiterlijk op 1 december van elk jaar het tableau wordt opgemaakt van de Orde van Advocaten die hun kantoor in het arrondissement hebben. De opname op het tableau is dus onlosmakelijk verbonden met de plaats waar het kantoor van de advocaat is gevestigd. Het hebben van een kantoor als advocaat lijkt dus de minimale voorwaarde te zijn om te worden opgenomen op het tableau van bepaalde balies.
Dit brengt mij terug bij uw oorspronkelijke vraag en uw bedenkingen daaromtrent. Een advocaat die geen enkele activiteit meer heeft als advocaat en die ook geen kantoor meer houdt, voldoet mijns inziens niet aan de basisvoorwaarden om te worden opgenomen op het tableau. Los van de problematiek van de onverenigbaarheid, kan de loutere vaststelling dat een advocaat geen kantoor meer heeft en geen enkele beroepsactiviteit meer heeft, reden zijn voor de raad van de Orde om de persoon weg te laten van het tableau.
Indien minister X werkelijk geen enkele beroepsuitoefening meer wil hebben en ook geen kantoor, zie ik niet goed in waarom hij per se advocaat wil blijven. Niets belet hem zijn weglating te vragen en nadien, wanneer de omstandigheden zouden wijzigen, zijn heropname te vragen, desgevallend met behoud van rang overeenkomstig art. 433 Ger.W.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie
1 J. STEVENS, Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1997, 225, nr. 269.