Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 283
Statuut meewerkende echtgenoot
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een advocaat vat zijn stafhouder i.v.m. een probleem betreffende het statuut van de meewerkende echtgenote.
Artikel 7bis van KB nr. 38, in samenhang met de deontologische bepaling die stelt dat alleen advocaten deel kunnen uitmaken van een advocatenvennootschap, belet de meewerkende echtgenote zich een sociaal statuut aan te meten.
De advocaat vraagt de stafhouder toelating te willen verlenen tot het toebedelen van een minderheidsdeelbewijs (maximum 5 aandelen) aan de echtgenote. In de statuten zou hij bepalen dat de niet-advocaat aandeelhouder bij een vereffening haar aandelen moet overdragen aan de overige advocaten-vennoten. Bovendien zou de niet-advocaat zich er statutair toe verbinden eventuele conflicten voor te leggen aan arbitrage zoals dit vanuit de deontologie van de advocaat voorzien is.
Advies
Dit probleem werd besproken in de commissie stafhouders op 1 maart 2007.
Het lijkt me uitgesloten dat we een afwijking zouden maken in dit geval van het reglement samenwerkingsverbanden en dat we met name een niet-advocaat zouden toelaten om deelbewijzen te bekomen in een advocatenvennootschap. Dat voorstel van de betrokken advocaat kan dus zeker niet gevolgd worden.
Het lijkt me evenzeer geen inbreuk te zijn op het gelijkheidsprincipe dat onder gestelde voorwaarden van de wetgeving de uitsluiting van de betrokken echtgenote niet zou kunnen. De betrokken echtgenote is geen advocaat en het Arbitragehof is niet geneigd om de ongelijkheid tussen diverse beroepen ongrondwettelijk te verklaren.
Ter illustratie: onlangs werd een verzoekschrift afgewezen door het Arbitragehof waarmee een advocaat zich had beroepen op de cassatietermijn voor architecten om te zeggen dat de cassatietermijn voor advocaten te kort was (Arbitragehof arrest nr. 200/2006 van 13.12.2006 zie ook Arbitragehof nr. 144/2006 van 20.09.2006).
Het Arbitragehof heeft reeds beslist in zijn arrest nr. 137/2004 dat de meewerkende echtgenote hetzij onder toepassing valt van artikel 7bis hetzij niet verzekeringsplichtig is in het sociaal statuut van de zelfstandigen.
Ik heb de indruk dat de sociale inspectie thans voorhoudt dat de meewerkende echtgenote van de betrokken advocaat in een arbeidsovereenkomst gebonden is omdat er “iets als een loon” betaald werd, want een loon is één van de essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst. Het lijkt mij mogelijk dat de betrokken echtgenote door het kantoor van haar man fiscaal werd behandeld als werkende in statuut van meewerkende echtgenote, hoewel dat niet meer mogelijk is sinds de wet heeft uitgesloten dat een echtgenote van een persoon die z'n beroep uitoefent in een vennootschap nog als meewerkende echtgenote kan beschouwd worden.
Blijft dan nog maar de mogelijkheid over om voor te houden ten overstaan van de RSZ dat de betrokken echtgenote geen werkelijk loon ontvangt en dat ze bovendien niet onderworpen is aan enig gezag van haar echtgenoot. Verder zie ik geen oplossing.
Ik denk dus dat de situatie ontstaan is omdat men ten onrechte dacht dat het mogelijk was dat een echtgenote van een advocaat die onder vennootschapsvorm werkzaam is nog als een meewerkende echtgenote kon worden beschouwd terwijl dat onmogelijk is en dat men dus haar een vergoeding is blijven uitbetalen zoals dat vroeger het geval was terwijl ondertussen de wetgeving gewijzigd is.
Ik meen echter niet dat de deontologische principes daarvoor zouden moeten aangepast worden.
Jo Stevens
Voorzitter