Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 280
Vordering eigen ereloon
Dominique Dombret
Merve Köse
Vraag
In een vonnis van een rechtbank van eerste aanleg staat het volgende te lezen:
"Eiseres vordert €1.000 als provisie voor rechtsbijstand.
De rechtbank wenst nog voor de ontvankelijkheid, toelaatbaarheid en gegrondheid van dergelijke vordering te berechten, het advies in te winnen van de Orde van de Advocaten tot welke de raadsman van eiseres behoort en tevens het advies omtrent de deontologische orthodoxie van een vordering blijkbaar pro domo ingesteld door een advocaat in een geding waarin hij rechtstreeks belang heeft."
Uit het dispositief van hetzelfde vonnis blijkt dat de rechtbank de vordering m.b.t. de verhaalbaarheid van het ereloon naar de bijzondere rol verwijst in afwachting van het gezegd dubbel advies van de raad van de Orde. De rechtbank vraagt zelf evenwel geen advies.
Het advies van de commissie deontologie werd gevraagd i.v.m. de vraag van de rechtbank of het een advocaat deontologisch toegelaten is om in een geding, waarin hij optreedt namens zijn cliënt, ook zijn eigen ereloon te vorderen.
Advies
In de commissie deontologie werd vooreerst opgemerkt dat de rechtbank geen advies kan vragen aan de raad van de Orde i.v.m. het al dan niet deontologisch gedrag van een advocaat, omdat de rechtbank ter zake geen enkele bevoegdheid heeft. Het zijn de tuchtrechtelijke overheden van de advocatuur die oordelen over het al dan niet deontologisch karakter van de handelingen van een advocaat. De raad van de Orde kan dus niet ingaan op een verzoek van een magistraat om advies te verlenen over een deontologische kwestie.
Indien een magistraat meent een deontologische inbreuk vast te stellen, kan hij dit via de geëigende wegen aan de stafhouder signaleren.
Wat de grond van de zaak betreft, kan worden vastgesteld dat het uitgangspunt van de rechtbank niet correct is. De advocaat die in het kader van een procedure de kosten voor de rechtsbijstand namens zijn cliënt terugvordert van de tegenpartij, stelt geen vordering in voor zichzelf. Hij is ook geen rechtstreeks belanghebbende partij, vermits zijn ereloon het voorwerp is van een contract tussen hemzelf en zijn cliënt en los staat van de verhaalbaarheid van dit ereloon. De advocaat begaat dus geen deontologische fout wanneer hij het ereloon dat zijn cliënt aan hem dient te betalen, verhaalt van de tegenpartij.
Dit neemt niet weg dat de discussies die kunnen ontstaan over de hoegrootheid van het ereloon in het kader van het verhaal van het ereloon, een delicaat karakter kunnen hebben. Dit is de reden waarom de Orde van Vlaamse Balies sinds lang bij de minister aandringt op een wettelijke regeling waarbij de verhaalbare kosten en erelonen forfaitair zullen worden begroot.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie