Deontologie-advies Advies 272

Een stagiair is woonachtig in het arrondissement A en vindt een patroon een boogscheut verderop, in het arrondissement B.

De stagiair zou graag kantoor houden op beide plaatsen.

Het OVB-reglement op de vestiging van meerdere kantoren van 4 juni 2003 laat dit echter niet toe. Artikel 1 in fine bepaalt dat een stagiair één bijkantoor kan openen in hetzelfde arrondissement.

De stafhouder vraagt of het reglement hier niet te streng is en of hij eventueel een afwijking kan toestaan.

Het reglement inzake vestiging van meerdere kantoren, zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies op 4 juni 2003, bepaalt dat de advocaat-stagiair benevens het kantoor dat hij gebeurlijk houdt bij zijn patroon, slechts één kantoor kan vestigen en dit uitsluitend in hetzelfde arrondissement.

U wijst er in uw brief op dat dit in de praktijk soms problemen kan stellen en u geeft het voorbeeld van een stagiair die woonachtig is in het arrondissement A, maar een patroon vindt een boogscheut verder, in het arrondissement B. Deze stagiair wordt ingeschreven aan de balie B, maar kan geen tweede kantoor houden waar hij woont.

U stelt de vraag of het reglement hier niet te streng is en of de stafhouder in dergelijke gevallen een afwijking kan toestaan.

De bepaling van het reglement die stelt dat een advocaat-stagiair geen tweede kantoor kan hebben in een ander arrondissement is een rechtstreeks gevolg van de keuze die de algemene vergadering indertijd heeft gemaakt en die verwoord is in de eerste zin van artikel 2: “De advocaat is gehouden zich te laten inschrijven op het tableau van elke Orde waar hij een kantoor heeft.”

Indien aan een stagiair zou worden toegelaten om meerdere kantoren te hebben in verschillende arrondissementen, dan zou, in de logica van het reglement, deze stagiair zich ook moeten laten inschrijven op de lijst van stagiairs van elke balie waar hij een kantoor heeft. Dit zou evenwel ook betekenen dat hij aan elk van deze balies een stagemeester zou moeten hebben, tenzij het reglement expliciet zou bepalen dat een stagemeester ook een advocaat van een andere balie zou kunnen zijn. Dit zou dan weer tal van problemen stellen met betrekking tot de nog niet geüniformiseerde stagereglementen die verschillen van balie tot balie.

De algemene vergadering heeft zich allicht ook laten leiden door de bedenking dat een stage nog steeds een opleiding is en dat het niet wenselijk is dat een advocaat in opleiding reeds meerdere kantoren in verschillende arrondissementen zou hebben.

In de huidige stand van de reglementering lijkt het mij niet mogelijk voor de stafhouder om ter zake afwijkingen toe te staan. In casu zou dit bovendien tot gevolg hebben dat de stagiair in kwestie naast zijn kantoor in het arrondissement B ook een kantoor zou openen in het arrondissement A, hetgeen vanzelfsprekend enkel zou kunnen mits akkoord van de raad van de Orde van A. De stafhouder van B heeft hier geen bevoegdheid.

Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie