Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 260

Detectivebureau - niet-betaling - dagvaarding advocaat


Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

In een zaak komen advocaat en cliënt tot het besluit dat het wenselijk is om een derde te laten schaduwen door een erkend detectivebureau.

Het detectivebureau wordt door de advocaat gecontacteerd, waarna een overeenkomst tot stand komt rechtstreeks tussen het detectivebureau en de cliënt. De overeenkomst is beperkt tot een maximum aantal uur prestaties.

Op een gegeven ogenblik stelt het detectivebureau vast dat de te schaduwen persoon zich naar het buitenland begeeft. Hij contacteert de advocaat en vraagt bijkomende instructies. De advocaat contacteert zijn cliënt, die akkoord gaat dat de opdracht wordt voortgezet in het buitenland. Het detectivebureau wordt hiervan door de advocaat ingelicht.

De opdracht wordt aldus voortgezet, waarbij de in het contract vastgestelde limiet wordt overschreden.

Uiteindelijk blijkt dat de cliënt het detectivebureau niet volledig betaalt. Er staat een belangrijk saldo open.

Het detectivebureau heeft een advocaat van een andere balie aangesteld om niet alleen de cliënt te dagvaarden maar ook de betrokken advocaat.

Het detectivebureau argumenteert dat de advocaat zich, minstens voor de uitbreiding van de opdracht, tegenover het detectivebureau gemanifesteerd heeft als opdrachtgever, dan wel opgetreden is op een zodanige wijze dat het detectivebureau gerechtigd was te geloven dat er zich geen probleem zou stellen met de betaling.

Het detectivebureau beroept zich tevens op het reglement van de Nationale Orde betreffende de financiële aansprakelijkheid van de advocaat.

De advocaat van het detectivebureau vraagt toelating om te mogen overgaan tot dagvaarding van zijn confrater.


Advies

In deze zaak zijn vanuit deontologisch oogpunt twee problemen aan de orde: de toepassing van het reglement van de Nationale Orde van Advocaten betreffende de financiële aansprakelijkheid van de advocaat en de toepassing van het reglement van de Nationale Orde van Advocaten betreffende de toelating verleend aan een advocaat om een lid van een andere balie te dagvaarden.

1.

Reglement financiële aansprakelijkheid

1.1.

Voor een bespreking van het reglement van de Nationale Orde betreffende de financiële aansprakelijkheid van de advocaat, kan worden verwezen naar het advies nummer 33 van het departement deontologie.

Daaraan kan, in het licht van bovenstaande zaak, het volgende worden toegevoegd.

De Nationale Orde van Advocaten had enkel de bevoegdheid om regels uit te vaardigen die bindend waren voor alle (Belgische) advocaten.

Het is duidelijk dat de toepassing van deze deontologische regels ook onrechtstreeks invloed kan hebben op de civiele rechten en plichten van de persoon die het beroep van advocaat uitoefent. Zo leggen of legden de reglementen betreffende de opvolging, betreffende de betrekkingen tussen zaakwaarnemers en advocaten of betreffende onverenigbaarheden beperkingen op aan de advocaat, waardoor de advocaat in bepaalde gevallen een zaak niet kan aanvaarden of zich uit een zaak dient terug te trekken.

Zo ook kan het reglement op de financiële aansprakelijkheid van de advocaat een invloed hebben op de civiele rechten en plichten van de advocaat, omdat een advocaat op grond van dit reglement door de stafhouder kan worden verplicht om een derde te betalen, op straffe van tuchtvervolging.

De reglementen van de Nationale Orde en bij uitbreiding reglementen van alle beroepsordes van advocaten doen evenwel geen rechten en plichten ontstaan in hoofde van derden. De beroepsordes hebben geen bevoegdheid om regelgevend op te treden ten aanzien van derden.

Hooguit kan de inbreuk op een deontologische regel, al dan niet vastgelegd in een reglement, door de rechtbanken worden beschouwd als een fout of nalatigheid in de zin van artikel 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek, maar dat is slechts een afgeleide vorm van het doen ontstaan van civiele rechten.

Het reglement op de financiële aansprakelijkheid van de advocaat doet ook geen civielrechtelijke verbintenis ontstaan in hoofde van de advocaat. De advocaat kan op grond van het reglement weliswaar deontologisch door de stafhouder worden verplicht een derde te betalen, maar dit doet geen civielrechtelijke verbintenis ontstaan, laat staan een recht in hoofde van de derde. De advocaat die weigert de beslissing van de stafhouder na te volgen, kan hiervoor civielrechtelijk niet worden veroordeeld, doch enkel deontologisch. Het tuchtcollege dat de advocaat hiervoor tuchtrechtelijk zou sanctioneren, kan evenmin de advocaat veroordelen om alsnog de derde te betalen.

Het reglement heeft dienvolgens weliswaar onrechtstreeks invloed op de civiele rechten en plichten van de advocaat, maar doet als dusdanig geen civiele rechten of plichten ontstaan.

A fortiori geldt dit voor de derde. De derde kan geen beroep doen op het reglement betreffende de financiële aansprakelijkheid om de veroordeling van de advocaat te vragen tot het betalen van een opstaande factuur.

Zoals stafhouder STEVENS in het advies 33 stelde, kan men zich afvragen wat de grondslag is van de deontologische regel en met name of deze grondslag terug te vinden is in een onderliggende regel van burgerlijk recht.

Er lijkt in elk geval geen civielrechtelijke regel te bestaan die een advocaat, die in opdracht van zijn cliënt een derde aanstelt om bepaalde opdrachten voor de cliënt uit te oefenen, mede aansprakelijk stelt voor de betaling van deze derden.

De deontologische regel is veeleer terug te brengen tot de gentlemensfeer waarin de advocaat wordt geacht om te gaan met de derden op wie hij geregeld een beroep doet voor de uitvoering van bepaalde taken die kaderen binnen de ruimere opdracht van de advocaat, maar die hij zelf niet kan uitvoeren. Het gaat hier voornamelijk om gerechtsdeurwaarders.

Deze laatsten voeren de opdrachten uit die hen via de advocaat bereiken, zonder zich veel zorgen te maken over de solvabiliteit van de uiteindelijke opdrachtgever, zijnde de cliënt van de advocaat. Ze gaan ervan uit dat de advocaat de opdracht doorspeelt in de wetenschap dat de cliënt voldoende solvabel is. Zij stellen ook het mandaat van de advocaat niet in vraag. Het zou de taak van de advocaat bemoeilijken, indien de gerechtsdeurwaarders zich dienaangaande formeler en meer eisend zouden opstellen.

De regel van de financiële aansprakelijkheid van de advocaat, moet mijns inziens gezien worden als tegenhanger van deze wederzijdse informele en gentlemenwijze van handelen.

Hoe verder de derde staat van de advocaat, hoe minder deze onderliggende ratio aanwezig is.

1.2

Zonder over alle gegevens van het dossier te beschikken (noch de briefwisseling tussen de advocaat en het detectivebureau, noch het contract werden mij medegedeeld) lijkt het reglement van de Nationale Orde mij in casu niet van toepassing.

Dit reglement vermeldt uitdrukkelijk dat de advocaat financieel aansprakelijk is tegenover "de door hem gekozen" derden. Bovendien vermeldt het reglement dat de advocaat niet financieel aansprakelijk is wanneer hij deze derden "vooraf en schriftelijk verwittigd heeft dat deze kosten rechtstreeks aan de cliënt dienen aangerekend te worden".

Gezien het detectivebureau zijn opdracht heeft aangevat op basis van een geschreven contract met de cliënt lijkt het mij dat het in casu niet gaat om een “door de advocaat gekozen” derde en dat het contract, waarin ongetwijfeld ook de betalingsmodaliteiten zijn opgenomen, meer is dan een schriftelijke verwittiging dat de kosten rechtstreeks door de cliënt moeten worden betaald, vermits het contract wellicht ook het akkoord van het detectivebureau met deze werkwijze inhoudt.
Wellicht zal men argumenteren dat de financiële aansprakelijkheid wel geldt voor de aanvullende opdracht. Opnieuw zonder kennis te hebben van alle stukken van het dossier, lijkt het mij dat ook deze aanvullende opdracht enkel kan worden beschouwd als een voortzetting van het bestaande rechtstreekse contract tussen het detectivebureau en de cliënt, zodat het reglement van de Nationale Orde hierop evenmin van toepassing is.

Deontologisch gaan de betrokken advocaten dus niet in de fout door te weigeren de rekening van het detectivebureau te betalen.

In elk geval kan het detectivebureau zich niet op het reglement beroepen om daaruit civiele rechten te putten.

Dit alles doet geen afbreuk aan het recht van het detectivebureau om te pogen, op grond van welke gemeenrechtelijke regel dan ook, een titel te bekomen tegen de betrokken advocaten.

2.

Reglement op de voorafgaande toelating om over te gaan tot dagvaarding

2.1.

De regel opgenomen in het reglement van de Nationale Orde, die het dagvaarden van een advocaat van een andere balie betreft, gaat terug op een traditionele regel van confraterniteit dat men vooraf toelating vraagt aan de stafhouder indien men een klacht of procedure dient in te leiden tegen een confrater.

De diepere reden voor deze regel ligt wellicht in het feit dat moet worden vermeden dat een advocaat als rechtzoekende voor de rechter moet verschijnen. Gezien de specifieke rol die de advocaat speelt in de procedure, is het niet wenselijk dat de persoon van de advocaat in een andere rol, deze van rechtzoekende, wordt geplaatst ten opzichte van de rechter. Bovendien gaat men ervan uit dat een advocaat die wordt gedagvaard, minstens vanuit het oogpunt van de eiser, een verbintenis niet vrijwillig nakomt of een schuld niet vrijwillig betaalt, hetgeen, voor zover de verbintenis of de schuld vaststaat, in strijd is met de rechtschapenheid eigen aan het beroep van advocaat.

De rol van de stafhouder zal er dus in eerste instantie in bestaan een regeling in der minne na te streven. De stafhouder van de advocaat die dreigt te worden gedagvaard, zal deze advocaat op zijn verplichtingen wijzen en hem stimuleren een niet betwistbare verbintenis na te leven of schuld te voldoen of minstens een minnelijke regeling na te streven.

De stafhouder kan evenwel ook oordelen dat de vordering die zou worden ingesteld tegen de advocaat kennelijk ongegrond is en dienvolgens een tergend en roekeloos karakter heeft en hij kan om die reden de toelating weigeren.

Het is duidelijk dat de stafhouder hierbij louter een marginale toetsing doet en uiterst voorzichtig moet te werk gaan.
De stafhouder zal nooit zijn toelating weigeren louter en alleen omdat hij oordeelt dat de vordering ongegrond is. Slechts wanneer de vordering kennelijk tergend en roekeloos blijkt te zijn zal de stafhouder zijn toelating kunnen onthouden.

Het kan niet de bedoeling zijn dat de stafhouder de advocaat in bescherming neemt. Het kan zijn dat de stafhouder weliswaar oordeelt dat de burger alle recht heeft om de advocaat te dagvaarden, maar toch tot de bevinding komt dat het om deontologische redenen niet wenselijk is dat de burger zich hiervoor laat bijstaan door een welbepaalde advocaat. Overwegingen van onafhankelijkheid of kiesheid kunnen de stafhouder ertoe nopen een advocaat te verbieden een bepaalde zaak te aanvaarden of voort te zetten en dit geldt evenzeer in een procedure tegen een andere advocaat.

Zo bestaat aan bepaalde balies nog steeds de gewoonte of zelfs de uitdrukkelijke regel dat de advocaat geen zaak aanvaardt tegen een andere advocaat van dezelfde balie.

Deze traditionele regel komt steeds meer in verdrukking, mede omwille van de groei van de balies, maar dit sluit niet uit dat de stafhouder de toelating kan weigeren bijvoorbeeld omdat hij oordeelt dat omwille van de proximiteit, de advocaat in kwestie onvoldoende onafhankelijk zal kunnen zijn.

2.2.

In casu zie ik niet in op grond waarvan de stafhouder een advocaat zou kunnen verbieden het detectivebureau bij te staan in zijn vordering tegen de betrokken advocaat.

Zelfs al kan het detectivebureau zich niet steunen op het reglement van de Belgische Nationale Orde van Advocaten en zelfs al heeft de vordering wellicht weinig kans op slagen, niets wijst er op dat deze vordering louter tergend en roekeloos zou zijn.

Voor het overige kan ik mij niet uitspreken over de vraag of er specifieke redenen zijn waarom de advocaat in kwestie deze zaak niet zou mogen aanvaarden.

Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 716

Meer lezen

Advies 711

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen