Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 26

Vergoeding voor nutteloze verplaatsing

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Ik dank U voor uw communicaties van 10/3 in dit dossier.

Ik heb het dossier onderzocht en ziehier mijn opinie ter zake :

1. Mr X beschuldigde Mr Y van misbruik van het recht van uitstel in een dringende zaak over het bezoekrecht over de kinderen van de ex-echtelieden omdat hij ten onrechte zou gebruik gemaakt hebben voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in kort geding, van het argument dat de stukken van zijn tegenstrever (Mr X) hem niet waren meegedeeld en wenste in geen enkel geval een vergoeding te betalen voor verplaatsing en tijdverlies van Mr Y naar de zitting van ….

Mr Y verwijt zijn confrater dat deze hem een nutteloze verplaatsing heeft doen maken en vraagt vergoeding overeenkomstig het nationaal reglement terzake van 28/1/1988 en 3/12/1992 (vraag tot uitstel en verzending naar de rol).

2. De vraag kan in eerste instantie gesteld worden of dit reglement wel van toepassing op de huidige situatie is want artikel 5 dat eventueel van toepassing zou kunnen zijn spreekt slechts over de toepassing van artikel 735 en 1066 Ger. W. terwijl het hier over een kort geding procedure gaat die in principe op de inleidende zitting wordt behandeld.

Men zou kunnen stellen dat het reglement naar de geest zou kunnen toegepast worden en dan met name de laatste alinea van artikel 5 : de confraterniteit gebiedt ook dat de advocaat instemt met een uitstel op tegenspraak op vaste datum voor zover dit wordt gevraagd in loyale omstandigheden en een datum op korte termijn kan worden verleend.

3. De feiten zijn - voor zover ze niet betwist worden - waarover verder meer - in origine redelijk eenvoudig :

4. Het is evident dat de toon in de briefwisseling onbehoorlijk is opgelopen en dat dit niet kan en mag vergoelijkt worden door de Heilige rechten van de cliënt of door vermoede praktijken die de ene advocaat de andere toedicht. Het zal mijns inziens aan beide stafhouders staan het resp. lid van hun balie erop te wijzen dat dit in se kleine incident tot een onbehoorlijke escalatie aanleiding heeft gegeven en dit vrijwel van in het begin.

Het is duidelijk dat hier beiderzijds is afgeweken van de onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen die de confraterniteit kenmerkt.

5. Het feit dat Mr X zonder twijfel onder druk stond van een cliënt die bijzonder emotioneel bij de problematiek betrokken was, vergoelijkt op zichzelf niet dat hij zich liet verleiden tot kwetsende uitlatingen die niet met de regels van de confraterniteit te rijmen zijn.

Van de andere kant heeft Mr Y dadelijk een houding aangenomen die getuigde van een dubbelzinnigheid die m.i. gezocht werd met het oog op uitstel van de zaak en die niet te rijmen valt met de open manier waarop advocaten elkaar tegemoet moeten treden.

Inderdaad was hij sedert 10 of 11/9 in het bezit van het ontwerp van dagvaarding en van de inventaris van de stukken. Hij wist dus eigenlijk van welke stukken zijn tegenstrever gebruik zou maken en zoals voldoende blijkt uit de brief van 10/9 van Mr X ging het om een inventaris van stukken “die U behoudens tegenbericht bekend zijn”. Een dergelijk tegenbericht is niet bekend en het ging blijkens de brief van Mr X (wat ook in feite nooit betwist is geworden door Mr Y) om stukken uit de vorige procedures met name een akte van onderlinge toestemming, een vonnis van onderlinge toestemming en een bewijs van overschrijving van dit vonnis. Deze procedures heeft Mr Y zelf gevoerd voor zijn cliënte.

Mr Y heeft dus Mr X aan het lijntje gehouden in de briefwisseling door een discussie over mededeling van stukken, resp. inventaris van stukken die hij perfect kende en in zijn dossier had.

Men ziet niet in waarom Mr Y zou mogen schrijven : “Gelet op uw houding eis ik thans ook integrale mededeling van alle door U gebruikte stukken want van confrater Z ontving ik geen enkele.”. Vermits het om stukken ging die alle in het bezit waren van Mr Y en hij de inventaris reeds kende sinds 10/9 ziet men niet in hoe hij het recht zou hebben nog mededeling van de stukken te eisen.

Ook in zijn brief van 19/9 eist hij opnieuw mededeling van de stukken zoniet dreigt hij met klacht “Wegens uw ongehoorde insinuaties een advocaat onwaardig.”. Het is evident dat wanneer men een inventaris van stukken ontvangt en deze stukken alle tot het dossier behoren waarover men beschikt, men niet het recht heeft opnieuw mededeling van de stukken te vragen en er kan moeilijk ontkend worden dat het argument hier enkel gebruikt is om een uitstel te bekomen in de kort geding procedure.

6. Ik wil mij hier niet uitspreken over de vraag wanneer de fax van Mr Y is afgezet vóór of nà kantooruren en zoals U weet zijn de meningen verdeeld in de balies of men een fax überhaupt mag afzetten en indien ja van welk ogenblik af.

We kunnen trouwens niet nagaan aan de hand van doorslaggevende bewijskrachtige stukken of elementen wanneer Mr Y in werkelijkheid zijn fax heeft afgezet.

Bovendien kan onmogelijk nagegaan worden of inderdaad voor de voorzitter in kort geding het argument is gebruikt dat de stukken nog niet werden meegedeeld. Mr Y stelt van neen en verwijst daarvoor naar het vonnis (waar deze kwestie helemaal niet uit blijkt zodat het moeilijk als een bewijs kan gelden) en Mr X verwijst naar zijn eigen verklaringen en naar deze van zijn cliënt maar het is niet evident dat de verklaringen van de cliënt in dergelijke omstandigheden als bewijskrachtig kunnen aanvaard worden.

Evenmin kan worden gesteld dat vermits het bewijs niet als doorslaggevend kan worden beschouwd, de verklaringen desbetreffend van Mr X bijgevolg zeker leugenachtig zijn. Ik geloof niet dat het verder nut heeft op deze problematiek van de leugenachtigheid in te gaan. Beide advocaten hebben hier onconfraterneel gehandeld.

7. Blijft dan nog de kwestie van de onnuttige verplaatsing en zijn eventuele vergoeding.

Hier staat tegenover het recht om een zaak te weerhouden het recht om een uitstel te vragen dat, gezien niet evidenter blijkt dat gewag is gemaakt voor de voorzitter van de niet mededeling van de stukken, op alle mogelijke elementen kan gegrondvest zijn.

De regel van artikel 5 van het reglement van 28/1/1988 en 3/12/1992 stelt dat de confraterniteit gebiedt dat een advocaat instemt met een uitstel op tegenspraak op vaste datum voor zover dit wordt gevraagd in loyale omstandigheden en een datum op korte termijn kan worden verleend.

Zoals gebleken was het niet evident dat een uitstel op korte termijn kon worden verleend en ik ben van mening dat de houding van Mr Y betreffende zijn kennis van de stukken en de onconfraternele eis tot mededeling van stukken die in zijn bezit waren, moeilijk als loyale omstandigheden kunnen beschouwd worden. In elk geval vermocht Mr X daarover twijfels te koesteren.

Tenslotte gaat het om een kort geding dat in principe op de inleidende zitting moet kunnen weerhouden worden ; vanzelfsprekend zal de rechtbank daarover oordelen. De afweging van het recht op weerhouden op inleidende zitting en het recht op eventueel uitstel behoort de rechtbank toe en mij komt voor dat over dit incident voor de rechtbank gepleit moest kunnen worden, derhalve dat Mr X niet ten onrechte gevraagd heeft daarover te kunnen pleiten op de inleidende zitting. Mr X en zijn cliënt ervaarden “hun” eis als hoogdringend, en zij waren niet alleen, gezien ook de stafhouder van X in zijn eerste brief hetzelfde gevoel had. Dus was dat gevoelen van Mr X zeker niet a priori onredelijk te noemen.

Dat hij daarin door de rechtbank niet gevolgd is heeft geen invloed op mijn oordeel. Zoniet zouden we iemand die een procedure-incident verliest voor de rechtbank elke keer tot vergoeding van de reiskosten en andere kosten van zijn tegenstrever moeten verplichten.

8. Ik meen dus dat in deze er geen aanleiding is tot het opleggen van enige vergoeding maar dat er wel aanleiding is voor de beide stafhouders om de betrokken advocaat van hun balie tot de orde te roepen op het vlak van de confraterniteit in handelingen en in taalgebruik.

Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie


Ook interessant

Advies 716

Meer lezen

Advies 703

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen