Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 249
Eensluidend verklaren van kopieën van bij een voorziening in cassatie te voegen stukken
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Het reglement van 12 oktober 1995 van de Nationale Orde van Advocaten bepaalt dat in bepaalde gevallen en behoudens overmacht of onmogelijkheid de advocaat gehouden is de kopieën van de door zijn tegenstrever bij een voorziening in cassatie te voegen stukken eensluidend te verklaren.
Een advocaat weigert dit te doen omdat hij zijn dossier zou hebben afgesloten en vernietigd, zodat hij zelf niet meer kan nagaan of de in cassatie geproduceerde stukken eensluidend zijn.
De vraag is of dit in overeenstemming is met voormeld reglement.
Advies
Krachtens artikel 1 dient Mr. X in casu de kopieën van de twee kwestieuze brieven eensluidend te verklaren overeenkomstig artikel 2 van het reglement en dit behoudens overmacht of onmogelijkheid. Mr. X weigert dit.
De door Mr. X ingeroepen reden, met name dat hij zijn dossier reeds lang heeft afgesloten en niet meer in het bezit is van de originelen, lijkt mij niet te ressorteren onder de in artikel bedoelde overmacht of onmogelijkheid en wel om volgende redenen:
- Uit de stukken blijkt dat Mr. X bij Mr. Y aandrong op regeling bij brief van 04.12.2001. De cliënt van Mr. Y zou nadien betaald hebben op een datum die mij niet bekend is. Evenmin is het mij bekend wanneer Mr. X zijn dossier afsloot. Dit alles gebeurde evenwel noodzakelijkerwijze na 04.12.2001.
Overeenkomstig artikel 2276 bis § 1 B.W. is de advocaat verantwoordelijk voor de bewaring van de stukken gedurende vijf jaar na het beëindigen van zijn taak.
Het is dus niet aannemelijk en in elk geval laakbaar dat Mr. X niet meer in bezit zou zijn van het dossier. - Overigens is de argumentatie van Mr. X dat de originelen niet meer vindbaar zijn mijns inziens naast de kwestie. Mr. X dient enkel te bevestigen dat het kwestieus stuk een eensluidend afschrift is van de kopie die werd voorgebracht voor de Rechtbank van Eerste Aanleg.
Zelfs al zou Mr. X niet meer in de materiële mogelijkheid zijn om te controleren of de kwestieuze kopieën wel degelijk overeenstemmen met de stukken die door Mr. Y in de procedure ten gronde werden neergelegd, dan nog vereist de confraterniteit dat Mr. X dienaangaande niet twijfelt aan het woord van Mr. Y.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie