Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 244
Vertrouwelijke correspondentie/beroepsgeheim - curator moet het beroepsgeheim eerbiedigen m.b.t. communicatie tussen een advocaat en de bedrijfsleider van het failliete bedrijf betreffende mogelijkheid later een nieuw bedrijf op te richten
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
1. De situatie is de volgende :
Mr A haakt met zijn brief van 6 oktober in op een lopende discussie tussen de raadslieden en wijst, buiten de problematiek van het onroerend goed op een "ganse reeks andere zaken die in principe mee in de rekening dienen opgenomen" (hij verwijst naar de woonstvergoeding, eigen geïnvesteerde gelden van zijn cliënte, uitkering van de verzekeringsmaatschappij, inboedel, auto Audi A4, saldo op een deposit, teruggave van belastingen).
Hij vervolgt :
"Wat er ook van weze, indien uw cliënt het onroerend goed, de auto en de inboedel wil behouden, zal hij hiervoor 100.000 EUR aan mijn cliënte opleg moeten betalen ... Het is te nemen of te laten.".
Mr B antwoordt onder hoofding "officieel" per fax en gewone post op 26 oktober :
"Mijn cliënt gaat akkoord met het door uw cliënte geformuleerde voorstel waarbij hij aan mevrouw voor huis, auto en inboedel, en dit voor slot van alle rekening, een opleg betaalt aan haar van 100.000 EUR. Ik meld dit aan notaris ... Kopie van deze brief zend ik U als bijlage. Huidig schrijven heeft een officieel karakter.". (markering toegevoegd).
2. Beide stafhouders besluiten terecht dat het niet om een officiële brief kan gaan, conform het Nationaal Reglement op de briefwisseling tussen advocaten van 6 juni 1970, 6 maart 1980, 8 mei 1980 en 22 april 1986.
Artikel 2, 4° vereist onvoorwaardelijke aanvaarding van de gedane voorstellen. Het voorstel betreft slechts "het onroerend goed, de auto en de inboedel", en er was geen sprake van "voor slot van alle rekeningen".
Dus werd er een voorwaarde toegevoegd waardoor de briefwisseling niet als officieel kan beschouwd worden.
Mr B handelde dan ook voorbarig door - zonder het akkoord desbetreffend van zijn confrater te bekomen - reeds op 26 oktober "het akkoord" te laten kennen aan notaris X.
3. Stafhouder te A. oordeelt dat wanneer de cliënt van Mr B het voorstel aanvaardt voor wat er werkelijk in staat (nl. zonder voor slot van alle rekeningen) er over dat beperkt voorstel wel een akkoord tot stand zou gekomen zijn.
(Hij voegt er aan toe dat dit akkoord de brief van Mr A nog niet officieel zou maken gezien de andere overwegingen daarin vermeld.) Hij zou zich dus kunnen voorstellen dat er een deelakkoord zou tot stand gekomen zijn er aan toevoegend dat dit wellicht niet de bedoeling was van Mr B.
De brief van de stafhouder te A. besluit dus tot het ontbreken van officiële briefwisseling.
Mr B handelt andermaal voorbarig door de brief van de stafhouder dadelijk door te melden aan notaris X.
Briefwisseling met de stafhouder is nochtans vertrouwelijk. Bovendien besloot de stafhouder juist tot het niet-officieel karakter van de briefwisseling. Mr B kon dus bezwaarlijk op eigen initiatief dan maar de brief van de stafhouder in de plaats stellen van briefwisseling welke hij niet mocht produceren.
4. Temeer omdat Mr A al eerder aan zijn stafhouder gemeld had dat cliënte het oorspronkelijk aanbod had ingetrokken op 23 oktober.
Afgezien van de discussie of deze intrekking reeds genotificeerd was aan Mr B op 26 oktober (datum van zijn antwoord dat, zoals gezien, niet onvoorwaardelijk was), was ze in elk geval bekend op het moment van B's 2de brief aan notaris X. Het voorstel dat tot dan niet onvoorwaardelijk was geaccepteerd, was dus in elk geval ondertussen vervallen.
5. Het eindbesluit is dat zowel de briefwisseling tussen de confraters als deze met de stafhouders vertrouwelijk is en niet in of buiten rechte kon worden aangewend.
Mr B dient opgedragen zijn demarches bij de notaris recht te zetten.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie