Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 243
Tenlastelegging van de verzekeraar rechtsbijstand van de erelonen van een advocaat - eerst taxatiebeslissing laten nemen door de Orde - daarna nagaan of advocaat eigen staat in rechte kan verdedigen
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Het Hof van Beroep beslist dat een verzekeraar rechtsbijstand gehouden is in een bepaald geval rechtsbijstand te verlenen uit hoofde van het afgesloten verzekeringscontract en dat deze rechtsbijstand "alle kosten en erelonen van advocaten en deskundigen volgens de keuze van geïntimeerde inhoudt".
Ondertussen werd kennis genomen van de staat van de betrokken advocaat die deze zaak gepleit had in de materie ten gronde en deze staat is aan de zeer hoge kant (10 % van een fors vergoedingsbedrag dat in de tientallen miljoenen loopt).
De commissie kan zich vanzelfsprekend niet uitspreken over de vraag of deze staat op zichzelf te hoog is vermits de commissie niet beschikt over de gegevens en de stukken van de zaak ten gronde.
Anderzijds is het zo dat sinds de wet van 2 augustus 2002 en de nieuwe cassatierechtspraak van 2004 praktisch alle advocaten vroeg of laat hun eigen staten moeten verdedigen, zodat de oude regel dat het ongepast is een eigen staat in rechte te bepleiten nog bezwaarlijk kan toegepast worden en voorbijgestreefd is door de omstandigheden.
In ieder geval kan niet worden gezegd dat een cliënt steeds verplicht zou zijn een tweede advocaat te nemen om het recht van vergoeding van de staat van kosten en erelonen van zijn eerste advocaat te kunnen effectueren.
Sommigen menen dat een advocaat enkel zijn eigen staat kan verdedigen wanneer het om een accessorium gaat van de procedure die hij voor zijn cliënt pleit. Hier mag echter toegevoegd worden dat in de huidige zaak het ook om een soort accessorium gaat vermits de advocaat in eerste instantie het principe heeft moeten bepleiten voor het Hof van Beroep dat de rechtbijstandverzekeraar alle kosten van zijn cliënt moest vergoeden en dat als accessorium nu het er op neer zal komen te pleiten welke de hoegrootheid is van deze staat van kosten en erelonen.
Men mag immers aannemen dat door te beslissen zoals het deed, het Hof nog geen met gezag van gewijsde beklede beslissing over de hoegrootheid van de staat heeft gegeven.
Er is mogelijk een tegenstrijdigheid van belangen met de eigen cliënt maar dat is ook niet zeker : de advocaat heeft zijn staat reeds afgehouden van de sommen die de cliënt toekwamen en die door de verzekeraar zijn uitgekeerd. Mogelijk is er een akkoord met de cliënt dat de advocaat in ieder geval recht heeft op meer dan van de rechtsbijstandverzekering kan worden bekomen, een soort akkoord dat inderdaad wel meer voorkomt.
De pogingen tot minnelijke regeling hebben tot op dit moment nog niet tot een akkoord geleid en mogelijk zit dat er ook niet in. Op dat moment zal er natuurlijk moeten onderzocht worden hoe deze zaak moet aangepakt worden.
Het lijkt aangewezen nu de stafhouder op de hoogte is van de ereloonbetwisting dat, hij van ambtswege een taxatieprocedure zou opstarten opdat in ieder geval klaarheid komt voorafgaandelijk aan het verder optreden van de advocaat over het al dan niet normaal karakter van de ingediende staat van kosten en erelonen.
Op het moment dat de taxatiebeslissing is gegeven kan dan nagegaan worden of, gelet op het resultaat van deze beslissing, de advocaat nog zelf kan optreden in het geschil over zijn ereloonstaat met de rechtsbijstandverzekeraar.
Commissie deontologie