Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 238
Ereloon abonnementsovereenkomst - clausule van conventionele schade - vergoeding bij opzegging door cliënt - niet aan te raden
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Ik heb kennis genomen van de verantwoording die advocaten gegeven hebben voor het gebruik op hun briefpapier bij gelegenheid van het verzenden van staten van kosten en erelonen van de vermelding :
onder algemene kosten wordt het aandeel aangerekend van de kostprijs van het dossier in de globale kantoorkost volgens balansmatige berekening (evenwel herleid tot 30 %) in toepassing van de formule vermeld in de aanbeveling van 24 juni 1991 van de Nationale Orde van Advocaten (ereloon x kostenpercentage : restpercentage)
Advies
Ik kan volledig akkoord gaan met uw mening dat deze standaardclausule best zou weggelaten worden nu de aanbeveling van de Nationale Orde inmiddels werd afgeschaft om de redenen die wij kennen, met name het mededingingsrecht.
Het is inderdaad nogal verwarrend te verwijzen naar een vroegere aanbeveling van de Nationale Orde nu :
- deze aanbeveling is ingetrokken door de Nationale Orde zelf, en
- de Nationale Orde zelf niet meer bestaat maar vervangen is door de beide regionale ordes.
Bovendien is het zo dat ten tijde van het bestaan van de aanbeveling er nogal wat kritiek is gekomen op de procentuele berekeningswijze van de kosten die in de aanbeveling was opgenomen en dit waarschijnlijk ook wel de reden is waarom deze niet volledig wordt toegepast in de verwijzing van het betrokken kantoor doch er opgenomen is : "evenwel herleid tot 30 %".
Een verwijzing naar een vroegere aanbeveling van een vroegere Nationale Orde heeft evenmin enige duidende kracht en maakt de zaak maar hopeloos ingewikkelder.
Het argument van het mededingingsrecht is niet volledig uitgevlakt, in tegenstelling met
wat betrokkenen menen, door het feit dat individuele advocaten een vroegere aanbeveling van de Nationale Orde zouden blijven volgen.
Het zou kunnen neerkomen op een "onderling afgestemde praktijk" van de beroepsbeoefenaars, wat evenzeer verboden is door het mededingingsrecht.
Ik meen dat het betrokken kantoor gewoon zijn verantwoordelijkheid zelf moet opnemen voor de kosten die worden aangerekend en wanneer een forfaitair stelsel zou worden aangewend, dan moet het kantoor desgevallend aantonen dat het systeem klopt en de werkelijke kosten, niet meer of niet minder, omvat.
Daarbij komt ook een billijkheidsoverweging kijken : het kan niet aangaan dat in een zaak waar bijna geen kosten zijn gemaakt, of in verhouding tot het behaalde resultaat en het behaalde ereloon de werkelijke kosten zeer gering zijn, de cliënt nochtans een bepaald percentage van het ereloon als bijgevoegde kosten zou moeten betalen.
Dat zou er op neerkomen dat een zaak waarin weinig kosten kunnen worden aangerekend omdat er weinig kosten gemaakt zijn, de kosten in andere zaken van andere cliënten zou subsidiëren, wat niet erg billijk lijkt.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie