Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 237

Ereloon abonnementsovereenkomst - clausule van conventionele schade - vergoeding bij opzegging door cliënt - niet aan te raden

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

Het probleem betreft een ereloonovereenkomst-abonnementovereenkomst in ontwerp, waarover bij de bespreking op de jongste raad van de Orde van 14 maart 2005 werd geopperd dat de toepassing van artikel 7 ervan mogelijk niet aanvaardbaar is.

Advies

Het betreft een conventionele schadevergoeding bij beëindiging van de overeenkomst na minstens vijf jaar met de volgende inhoud :

Artikel 7 : Deze overeenkomst zal, na mededeling aan de stafhouder, in werking treden op ... Zij is afgesloten voor één jaar, hernieuwbaar van jaar tot jaar, behoudens indien één der partijen er een einde aan stelt bij aangetekende brief ten laatste drie maanden vóór het verstrijken van elk jaar. In geval de cliënt de overeenkomst beëindigt na minstens vijf jaar zal door hem een forfaitaire vergoeding verschuldigd zijn gelijk aan 25 % van het totaal ereloon van de voorbije 12 maanden, verhoogd met 25 % na elke bijkomende periode van 5 jaar. Deze vergoeding is niet verschuldigd indien de beëindiging van de overeenkomst het gevolg is van een zware fout van de advocaat. Evenzo zal de advocaat aanspraak kunnen maken op dezelfde vergoeding indien hij verplicht wordt de overeenkomst op te zeggen wegens het in gebreke blijven van de cliënt. Afgezien van het bedrag van de vergoeding voor beëindiging zal de cliënt de in artikel 3 voorziene bedragen verschuldigd zijn voor alle niet afgehaalde dossiers die hij aan de advocaat heeft toevertrouwd vóór de opzegging van de overeenkomst, ongeacht of deze dossiers verder door de advocaat worden afgehandeld of niet.

De ontworpen overeenkomst voorziet derhalve in een forfaitaire vergoeding bij beëindiging van de overeenkomst na minstens vijf jaar, behoudens indien de beëindiging van de overeenkomst gevolg is van een zware fout van de advocaat.

De opmerking werd gemaakt met verwijzing naar een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 5 maart 2001 (T.B.H., 2002 116), waar het onderwerpen van het beëindigingsrecht van de cliënt t.a.v. van de beoefenaar van een vrij beroep aan een opzeggingstermijn of aan een vervangende schadevergoeding onverenigbaar wordt genoemd met het intuitu personae-karakter van de verhouding vrije beroepsbeoefenaar- cliënt en met de noodzakelijke vertrouwensband tussen beiden (het ging om een accountant).

Deze vertrouwenselementen worden wezenlijk genoemd voor de uitoefening van het vrij beroep in de samenleving en raken volgens het arrest de openbare orde.

De basis van het arrest is dus dubbel. Het steunt enerzijds op het intuitu personae- karakter (dat uit artikel 1.2 van de overeenkomst van de betrokken accountant met de cliënt wordt afgeleid) en op het feit dat een accountant een vrij beroep is, zodat er een noodzakelijke vertrouwensband bestaat tussen de accountant en zijn cliënt, welke wezenlijk is voor de uitoefening van het vrij beroep en zelfs de ordening van de samenleving raakt en dus van openbare orde is.

Het zijn deze twee elementen die zouden verbieden dat een vrij beroeper voorwaarden stelt aan de uitoefening ad nutum door de cliënt van zijn recht het contract eenzijdig door opzegging te beëindigen, wanneer hij het vertrouwen in de beoefenaar van het vrije beroep verloren heeft.

Ik merk vooreerst op dat het intuitu personae-karakter in dit geval afgeleid wordt uit de overeenkomst zelf en niet uit het feit dat de betrokkene een vrij beroep uitoefende.

Voor advocaten wordt gemeenlijk ook aangenomen dat hun relatie met de cliënten een intuitu personae-karakter heeft maar dat dit geen exclusief karakter is vermits aanvaard wordt dat advocaten, behoudens verbintenis tot het tegendeel, een gedeelte van hun werk kunnen uitbesteden en soms zelfs belangrijke delen zoals pleidooien en opmaken van adviezen of besluiten, aan medewerkers van hun kantoor, zodat de intuitu personae- band eerder met het kantoor lijkt gesloten te zijn (steeds behoudens conventionele andere bepalingen) dan wel met de betrokken advocaat zelf.

Maar dat zegt het betrokken arrest ook niet omdat het, zoals gezegd, uit de geschreven overeenkomst zelf het intuitu personae-karakter haalt.

Er wordt gemeenlijk aanvaard dat het mandaat van een advocaat opzegbaar is ad nutum, omdat dat zo is met elk mandaat (artikel 2004 B.W. ; deze regel is niet dwingend maar slechts van suppletief recht, DELFORGE, C., L'unilatéralisme et la fin du contrat, in : La fin du contrat, Formation permanente, CUP, vol. 5, décembre 2001, 79 (134)). Dat lost het probleem niet op van de opzegbaarheid van een opdracht aan een advocaat wanneer deze opdracht geen mandaat is dat derhalve vertegenwoordiging in naam van en voor rekening van de cliënt meebrengt (zoals bv. bij een advies). Kan hier artikel 1794 B.W. worden toegepast ? (Contra i.v.m. architecten : Luik, 13 maart 1989, J.T., 1989, 566).

Over het algemeen echter wordt aanvaard dat ook in de beroepspraktijk die niet steunt op een bijzonder mandaat of op een mandaat ad litem nooit kan getwijfeld worden aan het essentiële ad nutum-karakter van de opzegbaarheid omdat dit steunt op de vertrouwensrelatie (STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr 987, 2).

Gaat deze relatie om welke reden ook verloren, dan heeft elk der partijen het recht er onmiddellijk een einde aan te stellen. Dat is ook de leer van het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen.

De Raad van State oordeelde dan ook dat de juridische natuur van de relatie tussen een advocaat en een cliënt, te weten dat de opdracht van de advocaat naar goeddunken van de cliënt kan worden beëindigd, maakt dat ook een openbaar bestuur bij het ontbreken van nadere reglementaire bepalingen ter zake, ad nutum een einde mag stellen aan de opdracht van een advocaat. De beslissing moet zoals elke overheidsbeslissing gemotiveerd worden.

Indien de beslissing gesteund is op het belang van de dienst (het klein aantal gerechtszaken in de betrokken provincie) en niet op het gedrag van de raadsman, moet deze niet vooraf gehoord worden (R.v.St., 12 september 1990, A.R.R.v.St., 1990, nr 35.506 ; J.L.M.B., 1990, 1406 ; Rév. rég. dr., 1990, 530 met verslag auditeur Haubert, B. en noot Lambert, P. ; R.v.St., 5 september 1997, nr 67.990, R.C.J.B., 1999, 5 ; LAGASSE, D., La théorie administratieve des actes détachables dans une impasse ? Les actes de gouvernement renaissent-ils au contraire de leurs cendres ?, J.L.M.B., 1997, 1493, noot P.H. ; in dezelfde zin : LAMBERT, P., Règles et usages de la profession d'avocat du barreau de Bruxelles, Brussel, Bruylant, 1994, 499).

De vrijheid van keuze van advocaat is volgens de Raad van State een gevolg van de uitoefening van de rechten van de verdediging en derhalve van openbare orde (R.v.St., 5 september 1997, geciteerd). Houdt de vrijheid van keuze dan ook niet de vrijheid van raadsman te wisselen in ?

Dat de opdracht van een advocaat naar goeddunken van de cliënt kan worden beëindigd is ook wel een regel die in onze deontologie aangenomen wordt, wat o.m. meebrengt dat een advocaat niet verder met zijn cliënt in betrekking mag treden wanneer hij opgevolgd werd. Tot hiertoe zijn mij geen zaken bekend waarin een advocaat in schadevergoeding zou hebben gedagvaard om een “opzegvergoeding” of “schadevergoeding wegens ontijdig verbreken van de overeenkomst” te bekomen.

Ik vraag mij af of dergelijke actie uit deontologisch oogpunt te verantwoorden zou zijn gelet op het belang dat de deontologie juist toekent aan het voortbestaan van de vertrouwensrelatie.

Onder aanname van dezelfde principes van opzegbaarheid ad nutum doch mits een andere rechtsgrond, nl. miskenning van het gelijkheidsbeginsel tussen man en vrouw, veroordeelde het Hof van Beroep te Brussel de RSZ tot een schadevergoeding omdat het beheerscomité van de RSZ had beslist dat mannelijke advocaten vanaf 65 en vrouwelijke vanaf 60 jaar hun jaarlijks herbevestigde opdracht dienden terug te geven (Brussel, 21 december 1989, J.L.M.B., 1990, 938, J.T.T., 1990,198, noot De Vos, D.).

In dit arrest stelde het Hof van Beroep te Brussel in verband met de eis zoals die gebaseerd was op de schending van een contractuele verbintenis :

Attendu, en outre, que la prétention de l’appelante est incompatible avec l’économie et la lettre de la convention d’abonnement ainsi qu’avec le caractère personnel de la relation qui unit les clients à l’avocat et le caractère libéral de la profession d’avocat. ... Que le système d’abonnement ne crée aucun droit acquis au renouvellement du contrat ; Que la profession d’avocat est fondamentalement une profession libérale, que ce caractère serait affecté par l’existence, dans le chef de l’avocat, d’un droit acquis au maintien indéterminé du contrat et, par corollaire,d’une obligation du client de conserver le même conseil, même s’il désirait en changer

Wat de schadevergoeding betreft wijst het Hof deze af waar ze zich steunt op een vergoeding omdat het abonnement moest behouden blijven voor deze dame tot ze leeftijd van 65 jaar had bereikt.

Het Hof overweegt nog :

Attendu certes qu’il est de l’exercice de la profession d’avocat que le client puisse à tout moment renoncer aux services de son avocat.

Uiteindelijk krijgt de betrokken advocaat een schadevergoeding op een andere basis (richtlijn gelijkheid mannen en vrouwen).

Belangrijk is echter dat ook het Hof van Beroep te Brussel hier de overwegingen volgt van het Antwerpse arrest, die mogelijk op het eerder arrest van Brussel geïnspireerd zijn.

De ad nutum-opzegbaarheid wordt dus niet enkel gehaald uit het mandaatkarakter maar ook uit het feit dat het om een vrij beroep gaat, dus op het vertrouwen dat noodzakelijk moet bestaan tussen de vrije beroeper en zijn cliënt.

Dat vertrouwen in het vrij beroep wordt als een basisregel van de ordening van de samenleving beschouwd en dus van openbare orde genoemd, wat op zichzelf misschien niet helemaal overtuigt, maar langs de andere kant nogal flatteus is voor de vrije beroepen.

Het Antwerpse arrest had in werkelijkheid deze notie van openbare orde niet nodig en had zich kunnen vergenoegen de contractbepalingen waarop de eiser steunde te verwerpen middels bepalingen of principes van dwingend recht.

Het is niet evident dat het om bepalingen van openbare orde gaat, t.t.z. bepalingen die ordening van de samenleving raken.

Wat er ook zij, de bedoelde rechtspraak van het Hof van Beroep te Antwerpen staat zeker niet alleen ; het Brusselse arrest leidt ook uit het beroep van advocaat af dat schadevergoeding na opzegging niet kan omdat dit afbreuk zou maken aan het vrije beroepkarakter van dit beroep, ook al was er in het Brusselse arrest geen sprake van een contract dat recht gaf op deze schadevergoeding.

De zaak moet m.i. echter ook bekeken worden vanuit de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (B.S., 20 november 2002).

Met name moet gelet worden op artikel 7, § 2 van de wet dat stelt :

Oneerlijk is ieder beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en dat het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen ten nadele van de cliënt aanzienlijk verstoort, met uitzondering van bedingen waarin dwingende, wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of bepalingen of beginselen van internationale overeenkomsten waarbij België of de Europese Unie partij is, zijn overgenomen.

Terzake valt op dat er een zeker onevenwicht kan vastgesteld worden omdat de cliënt helemaal niet op een gelijkaardige vergoeding kan aanspraak maken wanneer de advocaat beslist van de cliënt afstand te nemen en hem doorstuurt.

Ook is het niet evident dat wanneer deze bepaling eenvoudig wordt opgenomen in een reeks andere bepalingen, kan aangetoond worden dat hierover afzonderlijk is onderhandeld geworden.

Ik zou derhalve, gezien alle voorgaande overwegingen, er geen voorstander van zijn dat een dergelijk ontwerp onder de auspiciën van uw Orde zou gepromoot worden althans wat zijn artikel 7 betreft.

De bijdrage van J.F. Jeunehomme en J. Wildemeersch, Clauses de dédit : l'avocat peut-il y songer ? (in : Cahiers de déontologie, Evolutions récentes et applications pratiques, vol. 2, Ordre des avocats aux barreaux de Liège et Verviers, 2004, 167) overtuigt niet van het tegendeel. De auteurs onderstrepen aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Cassatie, het Arbitragehof en het EHRM het karakter van fundamenteel recht, dat gehecht moet worden aan het recht te worden verdedigd (strafrechtelijk en burgerlijk) door de advocaat van zijn keuze. Daarop betogen ze dat dit recht in deze rechtsbronnen niet als absoluut wordt voorgesteld, gezien het onderhevig is aan proportionaliteitstests. Deze proportionaliteitstest, die in bedoelde rechtsbronnen geldt t.o.v. de overheidsregelgever (wet, verordeningen) wordt dan toegepast op de particuliere sfeer van het contract tussen een advocaat en zijn cliënt. Maar voor deze sfeer heeft bedoelde rechtspraak geen enkele relevantie of geldingskracht.

Stafhouder Jo Stevens

Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 552

Meer lezen

Advies 546

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen