Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 236
Wel patiëntenrechten - advocaat - inzagerecht patiëntendossier na overlijden (niet) en bij leven (wel) van de patiënt - advocaat aangeduid als vertrouwenspersoon van de patiënt
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
De vraag die wordt gesteld door het Vlaams Artsensyndicaat kan als volgt beantwoord worden :
Het advies van 19 juni 2004 van de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren kan worden onderschreven.
Het luidt als volgt :
“Artikel 9, § 4 van de wet (betreffende de rechten van de patiënt van 22 augustus 2002) bepaalt dat de vraag tot inzage enkel kan uitgaan van de “echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de patiënt”.
Het is uitgesloten dat andere, zoals een advocaat, namens één van de in artikel 9, 6 vermelde personen optreden.”
Na overlijden van de patiënt beperkt de wet inderdaad de kring van diegenen die gerechtigd zijn om inzage in het dossier van de patiënt uit te oefenen. Met name is niet voorzien in een uitoefening van het recht door tussenkomst van een door de patiënt aangestelde vertrouwenspersoon.
In de voorbereidende werken van de wet wordt uitdrukkelijk de beperking "wat de kring van de nabestaanden betreft" doorgevoerd.
Het voordeel van de inzage door een beroepsbeoefenaar (geneesheer) dat hier verplicht wordt gesteld, is dat de beroepsbeoefenaar ook inzagerecht heeft in de persoonlijke notities van de behandelende arts.
Ik zie geen enkel bezwaar in het feit dat de wetgever hier de advocaten heeft uitgesloten vermits het zonder enige twijfel een voordeel is dat iemand uit vak inzagerecht heeft en afschriftrecht in het dossier, dat uiteraard voornamelijk medische gegevens zal bevatten.
De advocaat kan gewoon zijn cliënt sturen naar een vertrouwenspersoon om het recht tot inzage in het patiëntendossier uit te oefenen.
Mocht de Orde van Geneesheren dezelfde redenering volgen wat betreft het inzagerecht van de advocaat in het patiëntendossier bij leven van de patiënt, dan zou deze stellingname van de Orde verkeerd zijn voor zover de advocaat werd aangesteld als een vertrouwenspersoon van de patiënt.
Ik zie niet in op welke bepaling de Orde zich zou kunnen beroepen omdat in de wetgeving uitdrukkelijk voorzien is dat de vertrouwenspersoon al dan niet een beroepsbeoefenaar is (NIJS, H. en VINCK, I., Nieuwe wetgeving inzake patiëntenrechten, Kluwer, 2003, onder artikel 9, pag. 113 en 115).
De vertrouwenspersoon wordt ook gedefinieerd en komt ook voor in artikel 7 van dezelfde wet en citeert uit de memorie van toelichting (gepubliceerd in het werk van Nijs & Vinck op pag. 81) als volgt :
"De patiënt kan ervoor opteren dat behalve aan hemzelf, de informatie eveneens aan een andere persoon, een vertrouwenspersoon (met gelijklopende bepalingen) wordt medegedeeld. Situaties waaraan hierbij gedacht wordt, zijn bijvoorbeeld de patiënt die zich in een palliatieve fase bevindt of de chronische patiënt die een andere chronische patiënt, bijvoorbeeld een lid van een zelfhulpgroep, met jarenlange ervaring aanwijst als vertrouwenspersoon. Het betreft hier een persoon die door de patiënt in vertrouwen wordt genomen. Het is echter niet noodzakelijk dat een bepaalde procedure (bv. geven van een mandaat) wordt gevolgd voor de aanduiding van deze persoon. Idealiter zal de aanduiding wel gebeuren na voorafgaandelijk overleg tussen patiënt en toekomstige vertrouwenspersoon. Dit belet echter niet dat een vertrouwenspersoon op het ogenblik dat hij wordt aangesproken, door de patiënt dan wel de beroepsbeoefenaar, om op een bepaalde manier tussen te komen in de individuele relatie patiënt-beroepsbeoefenaar, dergelijke tussenkomst kan weigeren. Voorzien is wel dat het verzoek van de patiënt om de informatie aan zijn vertrouwenspersoon mee te delen evenals de identiteit van deze persoon, wordt opgetekend of, indien de patiënt bedoeld verzoek schriftelijk uitte, toegevoegd aan het patiëntendossier. Deze optekening of toevoeging maken ondermeer een controle van de identiteit van personen die zich aanmelden als vertrouwenspersoon, door de beroepsbeoefenaar mogelijk. Afhankelijk van het verzoek van de patiënt kan de informatieverstrekking aan de aangewezen persoon al dan niet in aanwezigheid van de patiënt gebeuren, kan de informatieverstrekking aan de vertrouwenspersoon betrekking hebben op het geheel of een gedeelte van de informatie. Door de rol van vertrouwenspersoon op zich te nemen aanvaardt de vertrouwenspersoon stilzwijgend dat hij de verkregen informatie uitsluitend in het belang van de patiënt zal aanwenden. Hij kan immers ook weigeren. Tussen de patiënt en de vertrouwenspersoon ontstaat aldus een stilzwijgende overeenkomst die te goeder trouw moet worden uitgevoerd.
Tussen de beroepsbeoefenaar en de vertrouwenspersoon ontstaat er echter geen rechtsverhouding en alle rechten van de patiënt worden door de patiënt zelf uitgeoefend."
Er is dus geen enkele reden waarom een advocaat niet als vertrouwenspersoon zou kunnen worden aangeduid. Zoals al eerder gezegd kan het om praktische redenen gewenst zijn dat de vertrouwenspersoon een arts is omdat die een dieper inzagerecht heeft.
De aanduiding van een vertrouwenspersoon gebeurt zeer informeel zonder dat een bepaalde procedure moet worden gevolgd (VAN SWEEVELT, T., De wet patiëntenrechten in België, C.B.R. Jaarboek 2003-2004, Maklu, Antwerpen-Apeldoorn, 2004, pag. 101 en 104-105).
De uitoefening van het recht op afschrift zoals vastgelegd in artikel 9, § 3 van de wet betreffende de rechten van de patiënt kan evenzeer door de advocaat, bij leven van de patiënt, worden uitgeoefend wanneer hij als vertrouwenspersoon optreedt.
Er lijken mij dus geen bijzondere problemen aan de orde van de dag te moeten gesteld worden.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie