Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 215
Confidentialiteitsbeding in overeenkomst - kiesheid - advocaat mag onder aanvoering van een juridische argumentatie die ter beoordeling staat van de rechter, in rechte de geldigheid van het beding aanvechten
Dominique Dombret
Merve Köse
Vraag
In verband met de tribulaties en de totstandkoming van de in een overeenkomst bepaalde arbitrage heeft een advocaat de tegenpartij gedagvaard in kort geding om een provisie op de veroordelingen die normalerwijze door een arbitraal college zouden kunnen uitgesproken worden, te bekomen.
In dat verband verwijst hij naar de overeenkomst tussen de partijen en naar een tegenbrief of bijkomende overeenkomst "avenant n° 1" genoemd, die in zijn artikel 4 echter een vertrouwelijkheidsclausule bevat, zijnde : Confidentialité : Tant pendant qu'après l'expiration du contrat, les parties respecteront la confidentialité du présent document. Le présent document ne pourra être utilisé par les parties que dans le cadre d'une action en arbitrage tel que prévue à l'article 11 de la convention de louage de services.
De advocaat van de tegenpartij betwist de mogelijkheid om van deze overeenkomst of tegenbrief gewag te maken in een procedure in kort geding voor de burgerlijke rechter stellende dat volgens de overeenkomst zelf het document geheim moet blijven en slechts aan arbiters kan worden getoond.
Op te merken is dat het stuk ook reeds in de dagvaarding wordt besproken in de kort gedingzaak.
Advies
De advocaat van uw balie vraagt uw advies en de advocaat van de Franse Orde vraagt advies aan zijn stafhouder, die voor zover ik kan zien tot hiertoe nog geen duidelijk standpunt heeft ingenomen. In zijn brief van 8 juli verwijst de verkozen stafhouder van de Franse Orde naar de noodzaak zich loyaal te gedragen in de debatten.
De advocaat van zijn balie vermeldt in zijn conclusies voor de kort gedingrechter, na een vrij volledige uiteenzetting van de feiten en van de elementen die in de beide overeenkomsten zijn neergelegd, dat het document in kwestie niet kan worden voorgelegd dan wel voor arbiters ; het gaat om de tenuitvoerlegging van een contract en dus moet de eiseres in kort geding beginnen met haar eigen contractuele verplichtingen na te leven waaronder deze om de confidentialiteit van bedoeld document te eerbiedigen. Het stuk zal moeten geweerd worden uit de debatten door de kort gedingrechter, ook al heeft men uit loyaliteit en respect voor de rechtbank geen enkel element van de betrokken overeenkomsten verzwegen in deze conclusies.
De advocaat van uw balie houdt het bij de stelling dat overeenkomstig artikel 1679, lid 2 Ger.W. de kort gedingrechter ook bij bestaan van een arbitraal beding kan tussenkomen om de toestand van de partijen voorlopig te regelen en dat er dus een toegang tot de rechter moet zijn, terwijl de naleving van artikel 4 van het avenant n° 1 de facto tot gevolg zou hebben dat de partijen afstand doen van het recht op toegang tot de rechter aangezien deze bepaling het de partijen verbiedt de avenant n° 1 en de daarin vervatte rechten voor de gewone rechter af te dwingen (en volgens mij minstens het bewijs daarvan in rechte voor te brengen), dit niettegenstaande de wettelijke bevoegdheid van de kort gedingrechter in het kader van de arbitrageprocedure en derhalve meent de advocaat van uw balie dat deze bepaling nietig is en niet tegenstelbaar bij toepassing van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
In een brief aan zijn stafhouder argument de advocaat van de Franse Orde dan dat hij de verwijdering van het document uit het dossier heeft gevraagd omdat men de contractuele verbintenissen moet naleven. De partijen zijn meester van de procedure en van de stukken die zij aan de rechter kunnen voorbrengen.
Zolang het akkoord niet strijdig is met de openbare orde moeten de overeenkomsten nageleefd worden, ook al is er een plicht van loyaliteit tegenover de rechter.
Hij meent dus dat de advocaat tekort komt aan zijn plicht tot kiesheid omdat de advocaten het akkoord van hun cliënten moeten respecteren, waarvan zij overigens niet de rechter zijn.
In voorkomend geval had een protocol moeten opgesteld worden om te bepalen wat aan de rechter kon bekend gemaakt worden, zodat de advocaten in volledige loyaliteit hadden kunnen optreden.
Ik zie geen deontologisch bezwaar dat de advocaat de stelling van zijn cliënt naar voorbrengt, zoals die uitgedrukt is in de dagvaarding en in de correspondentie met name dat een dergelijk beding strijdig is met een regel van openbare orde, nl. artikel 6 van het EVRM, omdat de nuttige toegang tot de rechter zou kunnen verhinderd of onmogelijk gemaakt worden wanneer aan de vertrouwelijkheidsclausule een dergelijke draagwijdte zou gegeven worden dat ze het de partijen onmogelijk maakt voor de bevoegde rechter hun aanspraken kenbaar te maken en te bewijzen.
Een partij kan daarbij niet afhankelijk zijn van de goede trouw of de goede wil van de tegenpartij om dat bewijs te kunnen leveren.
Een dergelijke stelling moet zeker door een advocaat kunnen voorgedragen worden voor de rechter, die daarover zal oordelen, en het zijn niet de stafhouders die advocaten kunnen verplichten een overeenkomst door hun cliënten afgesloten door deze te laten nakomen in deze of in gene zin en in voorkomend geval mogelijk onder verbeurte van principes, waarvan het openbare ordekarakter juist het voorwerp zal uitmaken in dit geding van de juridische betwisting voor de kort gedingrechter.
M.a.w. ik zie geen bezwaar in het feit dat de documenten worden voorgebracht waarvan de bodemrechter, of in dit geval de kort gedingrechter, zal beoordelen of ze kunnen worden voorgebracht.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie