Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 211
Advocaat treedt op met goedkeuring raad van de Orde als juridisch adviseur van een cliënt "zowel telefonisch als op de maatschappelijke zetel" - verzwijgen van hoedanigheid van advocaat in onderhandelingen en voor cliënt ondertekende briefwisseling - daarna optreden als advocaat van cliënt - ongeoorloofd als in strijd met regel van kiesheid en loyaliteit
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
De vraag die U ter advisering voorlegt wordt als volgt geformuleerd:
"Mr. A, advocaat bij onze balie, is raadsman van de nv X naar aanleiding van een vordering voor de Arbeidsrechtbank ingesteld door een Nationale Confederatie bijgestaan door raadsman B tegen de cliënt van Mr. A en die ertoe strekte een ex-werknemer van deze cliënte te doen opnemen in de kiezerslijsten voor de verkiezing van de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk.
Naar aanleiding van deze procedure stelde Mr. A vast dat Mr. B in het geschil m.b.t. het ontslag van voormelde ex-werknemer, die een beschermd werknemer was, opgetreden is als "juridisch adviseur" van de Nationale Confederatie. Mr. B ondertekende verschillende brieven voor de Nationale Confederatie op briefhoofd van de Nationale Confederatie als "juridisch adviseur". Hij trad op als haar gemandateerde tijdens de informele verzoeningsvergadering die tussen partijen plaatsvond in aanwezigheid van de voorzitter van het paritair comité. Tijdens de vermelde procedure m.b.t. de kiezerslijsten treedt Mr. B dan weer op als raadsman-advocaat van de Nationale Confederatie.
De vraag die zich thans stelt is of Mr. B tegelijk en in dezelfde dossier eerst kan optreden als juridisch adviseur van deze Nationale Confederatie, en daarna in de procedure als advocaat van dezelfde Nationale Confederatie."
1. Het blijkt dat Mr. B op 1 oktober 2003 toelating bekomen heeft van zijn raad van de Orde "om advies te verlenen aan de NC, zowel telefonisch als op de maatschappelijke zetel". De hoofding van de brief die de toelating van de raad meldt is: “Betreft: optreden als juridische adviseur".
Ik begrijp uit de gevoegde correspondentie dat dit advies geven zowel zou gelden voor de NC zelf als voor de leden (kaderleden van ondernemingen) van de NC, wat dus op een impliciete verruiming van de gegeven toelating zou duiden.
Het blijkt helemaal niet, ook niet impliciet, uit de weergegeven toelating van de raad, dat dit advies verlenen of optreden als juridisch adviseur, telefonisch of op de maatschappelijke zetel, ook enige vertegenwoordigingsbevoegdheid zou inhouden. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt nochtans uit het feit dat Mr. B brieven ondertekent onder hoofding van NC met vermelding van de titel of functie: "juridisch adviseur NC", en dat hij NC ook vertegenwoordigt in de kantoren te Antwerpen (dus niet enkel telefonisch of op de maatschappelijke zetel) van de FOD Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal overleg, zoals blijkt uit de brief van 10 maart 2004 van de voorzitter van het paritair comité, die Mr. B eenvoudig vermeldt niet als advocaat doch met de aanduiding : (NC).
Er zou dus moeten onderzocht worden of Mr. B de toelating niet al te ruim is gaan interpreteren, door enerzijds ook elders dan telefonisch of in de zetel te consulteren, en anderzijds niet enkel adviezen te verlenen of op treden als juridisch adviseur, doch ook als vertegenwoordiger in onderhandelingen en correspondentie van NC. Dat zal ik vanzelfsprekend overlaten aan zijn stafhouder.
2. Afgezien van dit probleem is het evident dat een advocaat van meet af aan duidelijkheid moet verstrekken over zijn optreden.
Als hij een advocaat is die (bijkomend) nog adviezen telefonisch of in locis van de cliënt verleent, dan consulteert hij ofwel als advocaat, ofwel als niet-advocaat, maar hij moet voorkomen dat daarover dubbelzinnigheid bestaat of dat de rollen tijdens het spel omgekeerd worden en dat het vertrouwen beschaamd wordt van mensen die hem op zijn woord geloofd hebben.
Het zal zonder twijfel als een "advocatenstreek" geïnterpreteerd worden dat tijdens de betwisting plots blijkt dat de gesprekpartners niet met een bediende of een vertegenwoordiger van de onderneming hebben gesproken, doch met een "undercover" advocaat. De onoprechtheid zit hem in het verzwijgen van wat de gesprekspartners zonder twijfel hogelijks aanbelangt, met name dat zij met een advocaat spreken, en zelfs, zoals achteraf zal blijken, met de advocaat van de onderneming NC én van de aangeslotene van NC, de bediende van de gesprekspartners zelf.
M.a.w. het gedrag van een advocaat die zijn hoedanigheid verbergt onder een nietszeggende titel als "juridisch adviseur NC" is onkies. Een tegenpartij die de advocaat ontmoet van zijn tegenstrever, zal allicht geneigd zijn haar advocaat te laten deelnemen aan de onderhandelingen, en overigens past het dat de advocaat zijn tegenpartij de mogelijkheid laat haar advocaat te raadplegen, of haar naargelang het belang van de zaak de raad zal geven een advocaat te raadplegen. Hij moet immers elke verdenking van mogelijk misbruik maken van de situatie vermijden, en voor de "wapengelijkheid" waken (Luik, 23 september 1986, J.L., 1986, 649; STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, 2de uitg., 1997, Kluwer, Antwerpen, nr 1032).
In vele balies, zoals deze van Brussel, geldt dan ook de regel dat de advocaat die eerst in een andere functie optreedt, niet daarna als advocaat van de betrokken partij kan optreden. Dat heeft te maken met de regels dat de advocaat geen getuige in zijn eigen zaak kan zijn, en dat de advocaat niet kan optreden in een zaak waarin zijn eigen handelen in opspraak kan worden gebracht (zoals in casu de problematiek van de zogenaamde leugenachtige verklaringen in de conclusies en de voorlegging van een document dat mogelijk als vertrouwelijk zou dienen bestempeld te worden, problematiek waar ik mij wat de grond van de zaak betreft niet over zal uitspreken vermits mij dat niet gevraagd is).
Deze regel wordt naar omstandigheden ook toegepast om advocaten te verbieden op te treden voor vennootschappen waarvan zij als bestuurder optraden in de litigieuze transactie.
Ik meen dus dat het optreden van Mr. B in deze zaak niet in overeenstemming was met de loyaliteitsregels en de kiesheidsregels van ons beroep. Hem zou daar moeten op gewezen worden en hij zal de verzekering moeten geven dat hij in de toekomst geen aanleiding meer kan geven tot dergelijke dubbelzinnigheid in zijn optreden.
Het komt mij voor dat dit kan verwezenlijkt worden door er voor te zorgen dat hij enkel als adviseur optreedt in de oorspronkelijke idee die door de raad van de Orde in zijn beslissing werd aangehangen, nl. om advies te verlenen voor de NC en eventueel voor de aangesloten leden van de NC, zowel telefonisch als op de maatschappelijke zetel, maar daarbij uit te sluiten dat hij actief zou gaan optreden als vertegenwoordiger van NC, brieven zou schrijven op briefpapier van NC of deze buiten haar eigen zetel zou gaan vertegenwoordigen zonder dat er enige vermelding wordt gedaan van het feit dat de betrokkene advocaat is.
Indien het noodzakelijk zou zijn dat op andere wijze zou gehandeld worden, dan zou de betrokkene in ieder geval nooit meer als advocaat van NC of van de leden van NC kunnen optreden omdat in het andere geval de dubbelzinnigheid zou worden in de hand gewerkt.
Wanneer de raad van de Orde toestemming heeft gegeven om te adviseren voor de NC telefonisch of zelfs in de lokalen van de NC en ook voor de leden van de NC, dan zie ik trouwens, juist gezien deze toelating, ook geen enkel bezwaar dat de betrokken advocaat dan ook telkens zou vermelden dat hij advocaat is en in die hoedanigheid optreedt voor de NC.
Als een advocaat toelating kan krijgen van zijn Orde om als adviseur op te treden, dan zie ik geen enkele reden waarom de advocaat dan zijn titel zou moeten verzwijgen of verdoezelen, wat in elk geval een ongunstige indruk kan maken op de gesprekspartners met betrekking tot de betrouwbaarheid van de betrokken onderneming en tezelfdertijd van de betrokken advocaat en van de balie in het algemeen.
De balie en de advocatuur moeten gezien worden als loyale gesprekspartners door het publiek en niet als figuren die uit de trukendoos verschijnen op het moment dat dat voor hun cliënt opportuun voorkomt.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie