Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 20
Beroepsgeheim / Recht van de advocaat correspondentie voor te leggen in verband met ereloon-afspraken
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Ik dank U voor uw brief van 11/2.
Het beroepsgeheim is inderdaad van openbare orde maar er bestaan een aantal - trouwens klassieke - uitzonderingen op.
Eén van deze uitzonderingen is het recht van de advocaat wanneer hij in procedure ligt met zijn cliënt met de nodige omzichtigheid overigens dingen bekend te maken uit zijn contractuele relatie met zijn cliënt die tot bewijs van de door hem procesrechtelijk ingenomen stelling kunnen leiden.
Ook in het recente arrest Agusta - Dassault heeft het hof van cassatie, recht sprekende als bodemrechter, gesteld :
“Attendu qu’enfin les contraintes qu’impose le secrèt professionnel, s’effacent en règle, devant les impératifs des droits de la défense.” (Cass., 23/12/1998, J.L.M.B., 1999, 61 (74)).
De rechten van de verdediging zijn niet enkel de rechten van de verwerende partij maar de rechten van elke partij in een rechtsgeding. Zie terzake ook Hannequart, noot onder Corr. Brussel, 20/2/1998, Journal des Procès, nr. 344, 6/3/1998, p. 16. Terzake mag opgemerkt worden dat hoewel bedoelde brief van ../../…. zonder twijfel een aantal vertrouwelijke mededelingen bevat van de cliënt aan zijn raadsman, hij toch voornamelijk en in essentie handelt over contractuele afspraken tussen advocaat en cliënt, met name over de erelonen die door de advocaat nog gevraagd werden en de mate waarin de cliënt daaraan wil tegemoet komen.
Het betreft hier dus eigenlijk meer en in eerste orde de professionele verhouding tussen een advocaat en zijn cliënt, met name het contract dat hem met zijn cliënt bindt (en de vergoedingswijze als gevolg van dat contract), dus de advocaat als partij in een contractuele verbintenis met zijn cliënt. Het lijkt mij evident dat een advocaat uit deze contractuele verbintenis moet kunnen citeren om zijn contractuele rechten te kunnen veilig stellen en dat stellen dat het om een door het beroepsgeheim gedekt en dus niet produceerbaar stuk zou gaan, tekort zou doen aan de contractuele rechten die een advocaat tegenover zijn cliënt kan laten gelden.
Incidenteel kunnen in dergelijke correspondentie vanzelfsprekend zaken die door het beroepsgeheim gedekt zijn naar voor komen en blijft in elk geval de advocaat bijkomend tot de discretieplicht gehouden, zelfs voor gegevens die niet tot het eigenlijk beroepsgeheim zouden behoren.
Wanneer dat pas geeft kan dus een beroep gedaan worden op de mogelijkheid de zaak in de raadkamer te laten behandelen in plaats van in openbare zitting.
Uw conclusie dat Mr X derhalve deze brief in rechte kan gebruiken, kan ik ten volle bijtreden. Antwoordend op de vraag of over dit schrijven kan worden gedebatteerd is dit antwoord vanzelfsprekend ‘ja’. Over elk stuk in litige kan worden gedebatteerd wat betreft de juistheid van het stuk, zijn betekenis en de interpretatie die aan het stuk moet gegeven worden, ofwel of het gaat om een vals of een oprecht stuk, of op het stuk diende en werd geantwoord en of het stuk in een ruimer kader van andere stukken moet gezet worden.
Overigens verwijs ik hier naar artikel 5 van het reglement op de briefwisseling van de Nationale Orde dat stelt dat het recht om de briefwisseling over te leggen niets wijzigt aan het bestaan en de draagwijdte van de ingeroepen overeenkomst. Het stuk is een bewijsstuk zoals elk ander bewijsstuk en er kan dus over gedebatteerd worden.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie