vrijdag 21 juni 2024
Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 173
Advocaten bij het Hof van Cassatie - gebeurlijk onderworpen aan het tuchtgezag van een andere balie - ook aan het reglement OVB "meerdere kantoren" van 18 september 2002 - behoudens artikel 2 van dit reglement - voorwaarden samenwerkingsverband met andere advocaten
Dominique Dombret
Jurist deontologie
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
Jurist deontologie
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
- Een advocaat bij het Hof van Cassatie, zou zijn beroepsactiviteit wensen uit te oefenen in samenwerking met een associatie te A., waartoe hij zijn activiteiten zou verdelen tussen zijn huidig kantoor te T. en het kantoor van de associatie te A.
Betrokken advocaten vragen uw standpunt, en de vraag is of de advocaat bij het Hof van Cassatie zijn kantoor kan vestigen in het bestaande kantoor te A., en bijkomend of zij een gezamenlijk briefhoofd kunnen voeren.
Welke vormen van samenwerking kunnen wel en welke kunnen op dit ogenblik niet volgens de bestaande reglementeringen ?
- U bezit reeds een voorlopig standpunt van de stafhouder van de balie bij het Hof van Cassatie, die ook bijkomende vragen stelt met zijn brief van 29 november 2002.
Hij ziet geen principieel bezwaar gelet op de beslissing van zijn raad van de Orde van 26 februari 1988, waaruit volgt dat een advocaat bij het Hof van Cassatie een tweede kantoor kan hebben dat gevestigd is in een ander arrondissement, mits daartoe door de Orde een afwijking op de regel van uniciteit van kantoor wordt toegestaan en op voorlegging van een ontwerp van samenwerkingsovereenkomst (wat moet toelaten aan de stafhouder van de balie bij het Hof van Cassatie de modaliteiten volgens welke het lid van zijn balie zijn activiteit tussen de beide kantoren zal verdelen te beoordelen).
De stafhouder acht het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 18 september 2002 , "Vestiging van meerdere kantoren", niet op het lid van zijn balie van toepassing, doch nodigt uit tot overleg met de autoriteiten van de Orde te T.
- Ik voeg hierbij de "beslissing" van de raad van de Orde bij het Hof van Cassatie van 26 januari 1988. In werkelijkheid gaat het om een advies (naar ik meen verstrekt op verzoek van de Nationale Orde van Advocaten).
Het advies betreft afwijking van het principe van uniciteit van kantoor, welke principieel wordt aanvaard, zo voor de alleen opererende advocaat als voor associaties, en zonder beperking tot een enkel arrondissement.
De overige voorwaarden zijn het garanderen van de kwaliteit van de dienstverlening en de waardigheid van de advocaat.
- De stelling in dit advies dat advocaten bij het Hof van Cassatie niet onderworpen kunnen zijn aan het tuchtgezag van een andere balie bij toepassing van artikel 458 Ger.W., stelling van Braun en Moreau in R.P.D.B., compl. V° Avocat, nr 880, heb ik reeds eerder tegengesproken (zie STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, 2de Ed., nr 341).
- Ik kan mij evenmin vinden in de stelling van de stafhouder van de Orde bij het Hof van Cassatie dat het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 18 september 2002, "Meerdere kantoren", niet van toepassing is op advocaten bij het Hof van Cassatie.
Artikel 484bis Ger.W. stelt :
"In de betrekkingen tussen de advocaten bij het Hof van Cassatie en de leden van de onderscheiden balies moeten de voor deze laatste toepasselijke reglementen als bedoeld in artikel 496, in acht worden genomen. In de betrekking tussen de advocaten bij het Hof van Cassatie onderling gelden de door de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie vastgestelde regels en reglementen."
(Artikel 496 Ger.W. bevat de bepaling over de reglementaire bevoegdheden van de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones en germanophone. Artikel 507 Ger.W. betreft uitsluitend de wijziging van reglementen van de Nationale Orde die de orde van advocaten bij het Hof van Cassatie aanbelangen.)
Vanzelfsprekend gaat het hier om betrekkingen tussen advocaten bij het Hof van Cassatie en de leden van de onderscheiden balies ; de advocaat bij het Hof van Cassatie associeert zich met en neemt een tweede vestiging bij advocaten van de balie te A..
Derhalve zijn in principe de regels van het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 18 september 2002, "Meerdere kantoren", en/of van de Nationale Orde van 8 maart 1990, "Uitoefening in samenwerking van het beroep van advocaat", van toepassing op advocaten bij het Hof van Cassatie.
- Het reglement van de Nationale Orde van 8 maart 1990 beperkt zich tot een aantal mogelijke samenwerkingsvormen, en betreft tussen- arrondissementele samenwerkingsverbanden en "een minimum aantal gemeenschappelijke regels" voor alle balies.
Het gaat om "een burgerlijke vennootschap overeenkomstig artikel 1832 B.W. of een burgerlijke vennootschap onder de vorm van een vennootschap onder firma, een coöperatieve vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 212 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen" (artikel 1) of om een groeperingsovereenkomst (t.t.z. een kostenassociatie) of economisch samenwerkingsverband (artikel 2).
De statuten of overeenkomsten dienen vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de raden van de Orde of aan de stafhouders (artikel 3, 6 en artikel 10 i.v.m. "gezamenlijke" beslissingen en het volgen van de meest restrictieve beslissing).
Dit reglement is zonder twijfel van toepassing voor zover één der in dat reglement beschreven vormen van samenwerking wordt gekozen.
- Sommige reglementen voorzien in een ruimere omschrijving van de mogelijke samenwerkingsverbanden. Zo o.m. deze van Antwerpen en Mechelen (29 juni 1992 en 15 maart 1994, het laatste in Vademecum balie Mechelen, pag. 221/3).
Het bijzondere van deze reglementen is dat zij een samenwerkingsverband ruimer omschrijven dan het Nationaal Reglement. Samenwerkingsverbanden worden er omschreven als duurzame, georganiseerde en zichtbare vormen van samenwerking tussen advocaten met het oog op de uitoefening van hun beroep, hetzij door gehele of gedeeltelijke integratie van hun beroepsuitoefening, hetzij door het delen van kosten of het organiseren van gemeenschappelijke diensten (artikel 1). En de eerste vorm van samenwerkingsverband wordt genoemd : de feitelijke groepering van advocaten op hetzelfde kantooradres. Daarmee wordt bedoeld :
"Advocaten die in hetzelfde gebouw hun beroep uitoefenen, hetzelfde briefpapier gebruiken, zonder dat ze nochtans door enige verdere band verbonden zijn, hun kosten delen of hun erelonen in gemeenschap brengen ; de animus societatis ontbreekt hier, derhalve is er geen (eventueel burgerlijke) vennootschap. De uiterlijke tekenen (zelfde adres, gemeenschappelijk briefpapier) maken dat zij - zoals reeds bepaald was in de beslissing van 20 februari 1978 ('Onverenigbaarheid V') - bepaalde regels dienen te volgen." (STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, pag. 501, nr 685).
Daarnaast worden nog een aantal andere vormen van samenwerking erkend zoals de horizontale samenwerking (zonder gemeenschappelijk kantooradres), de professionele handelsvennootschap van middelen, en de vaste of organieke correspondentie.
Er is geen reden om deze vormen in andere arrondissementen te verbieden of te beperken. Voor dergelijk verbod of beperking zouden m.i. immers geen voldoende op louter deontologische principes en waarden gesteunde motieven aangedragen kunnen worden, die een afwijking van de ondernemingsvrijheid, zoals die geldt in andere arrondissementen, zouden kunnen rechtvaardigen.
- Tenslotte is er het reglement Orde van Vlaamse Balies van 18 september 2002, "Meerdere kantoren".
Dit betreft eigenlijk de situatie van de individuele advocaat (en zijn stagiairs) die meerdere kantoren wensen te hebben, doch houdt ook enkele regels in m.b.t. bepaalde samenwerkingsverbanden, nl. waar wordt gezegd :
"Evenwel mag een advocaat die het beroep uitoefent binnen een samenwerkingsverband daarbuiten geen individuele kantoren vestigen. Kantoren van een samenwerkingsverband worden gevestigd door de inschrijving van één of meerdere van hun leden op het tableau van een Orde waar zij op permanente wijze hun beroep uitoefenen in het kader van dit samenwerkingsverband."
En dan volgt de beperkende definitie :
"Met samenwerkingsverband in de zin van dit artikel wordt bedoeld de professionele burgerlijke vennootschap met handelsvorm en de burgerlijke vennootschap van middelen van met handelsvorm, de professionele burgerlijke maatschap en de burgerlijke vennootschap van middelen." (artikel 1).
Daaruit volgt m.i. dat in andere samenwerkingsverbanden individuele advocaten wel aparte individuele bijkomende kantoren mogen vestigen.
Wat betreft artikel 2 van dit reglement meen ik dat het niet kan toegepast worden op advocaten bij het Hof van Cassatie. Dit artikel luidt in zijn eerste leden :
"Artikel 2 :
De advocaat is gehouden zich te laten inschrijven op het tableau van elke Orde waar hij een kantoor heeft. De advocaat geeft kennis aan de overheid van elke Orde waar hij is ingeschreven van elk kantoor dat hij heeft.
Hij is lid van elk van deze Orden, is stemgerechtigd en verkiesbaar en betaalt de bijdragen zoals in elke Orde bepaald
De advocaat is onderworpen aan het gezag en het toezicht van de stafhouder en de raad van de Orde van de balie van elke inschrijving."
De reden van niet-toepasselijkheid lijkt mij te liggen in het feit dat de advocaten bij het Hof van Cassatie geen territoriaal bepaalde (arrondissementele) Orde hebben, doch één die nationaal georganiseerd is (ongeacht waar ze hun kantoor hebben).
Zij zijn niet ingeschreven op het tableau van de Orde van Advocaten opgemaakt in de hoofdplaats van ieder arrondissement (artikel 430 Ger.W.).
Bovendien kennen zij een afwijkend tuchtrecht (artikel 481 Ger.W.) ; de eigen tuchtraad kan alleen de kleinere straffen opleggen, het recht tot schorsing of schrapping komt toe aan de Koning (artikel 485 Ger.W.).
Het gaat immers om ministeriële ambtenaren, en de Koning wordt gevat niet door de stafhouder doch door de procureur-generaal.
Het wordt dus een administratiefrechtelijke en geen judiciaire procedure (STEVENS, o.c., nr 340).
- Uit het voorgaande blijkt dat er geen bezwaar bestaat (een aantal balies zoals Brussel (Nederlands en Frans), Antwerpen, Luik hebben reeds in hun reglementering in deze mogelijkheid voorzien) dat advocaten bij het Hof van Cassatie samenwerkingsverbanden van alle aard opzetten met andere advocaten, en/of dat zij meerdere kantoren hebben desgevallend in verschillende arrondissementen.
Gezien hun afwijkend tuchtregime vallen ze niet onder de regel van artikel 2 van het reglement van de Orde van Vlaamse Balies.
Voor het overige zijn de geschetste reglementen op hen in principe toepasselijk.
Zij behoeven de toestemming van alle betrokken ordes en/of stafhouders. Derhalve moeten zij een ontwerp van samenwerkingsovereenkomst of statuten laten goedkeuren.
Overeenkomstig de regel van artikel 3 van het reglement van de Orde van Vlaamse Balies, "Meerdere kantoren", moet het briefpapier eenvormig zijn voor alle vestigingen.
De stafhouder bij het Hof van Cassatie heeft in zijn brief van 29 november 2002 daarop ook gewezen.
Onder de regeling zoals deze vervat is zowel in het Nationaal Reglement als in het reglement van de Orde van Vlaamse Balies, "Meerdere kantoren", maken bij het bestaan van samenwerkingsverbanden de leden van het samenwerkingsverband deel uit van hun eigen balie waar ze ook gevestigd zijn en hoeven zij zich niet in te schrijven bij meerdere balies.
Deze verplichting en dit recht gelden enkel voor individuele advocaten die meerdere kantoren willen vestigen in diverse arrondissementen.
Dit blijkt uitdrukkelijk uit artikel 1, 2de lid van het reglement "Vestiging van meerdere kantoren".
- Het is m.i. zelfs mogelijk dat betrokkenen geen samenwerkingsverband in de zin van artikel 1 of 2 van het Nationaal Reglement van 8 maart 1990 of van artikel 1, lid 3 van het O.V.B.- reglement van 18 september 2002 hebben, doch slechts een feitelijke groepering op hetzelfde kantooradres (hoewel er dan toch m.i. vaak sprake zal zijn van een minstens gedeeltelijke kostenassociatie of groepering). Zie desbetreffend hoger punt 7.
Ook hier zal de regel van eenvormigheid van het briefpapier dan moeten gelden bij meerdere vestigingen.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie
Download
Ook interessant
Advies 626
Meer lezen
Advies 590
Meer lezen