Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 170
Advocaat met zelfstandig bijberoep psychoanalytisch therapeut - voorwaardelijke onverenigbaarheid - bevoegdheid raad van de Orde - verenigbaarheid - afgescheiden praktijken, geen onderlinge referentie, geen cliënten die ook patiënten zijn
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
1. Het probleem dat gesteld wordt, is dat een confrater van uw balie zich afvraagt of zij zich in bijberoep kan vestigen als psychoanalytisch therapeut (geen inschrijving in het handelsregister, geen B.T.W., e.d.) en wel als zelfstandige op een ander dan het kantooradres.
Er zou geen enkele referentie zijn naar haar respectieve praktijken, noch in haar kantoor, noch op briefpapier e.d. Betrokkene zou echter wel een vermelding willen nemen in de Gouden Gids onder de noemer "psychoanalist - psychotherapeut", en bovendien stelt ze zich de vraag of indien ze toegelaten wordt tot deze praktijk, zij dan in aankondigingen van voordrachten e.d.m. haar beide hoedanigheden al dan niet mag vermelden.
In afwachting van de schriftelijke nadere omschrijving van het beroep van psychoanalist - psychotherapeut en het antwoord op de vraag of dit beroep beheerst wordt door één of ander reglement en/of deontologische regel, legt U mij deze vraag reeds voor.
2. Indien het om een onverenigbaarheid zou gaan, zou het gaan om een voorwaardelijke onverenigbaarheid, zoals bepaald in artikel 437, 4° Ger.W., t.t.z. werkzaamheden en betrekkingen die niet noodzakelijk incompatibel zijn, zoals de ambten bedoeld in artikel 437, 1° tot 3°, doch die slechts onverenigbaar zijn met het beroep van advocaat indien ze de onafhankelijkheid van de advocaat of de waardigheid van de balie in gevaar kunnen brengen.
De toestand wordt geval per geval of categorie per categorie onderzocht. De bevoegdheid komt specifiek toe aan de raad van de Orde onder voorbehoud van de reglementaire bevoegdheid tot unificatie van de Nationale Orde of van de Orde van Vlaamse Balies.
Wat deze nationale instanties betreft, bestaat er enkel het reglement van 8 februari 1979 betreffende "gerechtelijk mandaat en advocaat onverenigbaarheden". Voor de rest is deze materie dus vrij ter beoordeling van de plaatselijke raden van de Orde.
3. Zoals C. Cambier opmerkt (Droit judiciaire civil, T. 1, Précis de la faculté de droit de l'université catholique de Louvain, Brussel, Larcier, 1974, pag. 704) blijkt uit artikel 437, 4°, dat de wetgever de gelijktijdige uitoefening van twee beroepen principieel toestaat, behoudens indien de gelijktijdige uitoefening de onafhankelijkheid van de advocaat of de waardigheid van de balie in gevaar kan brengen.
De toestand is enigszins anders in Duitsland, waar door het grondwettelijk Hof (het Bundesgerichtshof) het grondwettelijk recht op vrijheid van beroepskeuze wordt geïnterpreteerd als insluitende het recht meerdere beroepen uit te oefenen (STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, Kluwer, Antwerpen, 2de ed., 1997, pag. 214).
Het is een interpretatie die in België niet geldt op dit ogenblik en zoals gezien heeft de wetgever aan de Orde voorbehouden om te bepalen welke beroepen er verenigbaar zijn met dat van een advocaat.
4. In elk geval dienen de beroepen gescheiden te blijven en kan de advocaat niet van de prerogatieven en rechten die hij als advocaat bezit, gebruik maken bij de vervulling van taken of diensten buiten de advocatuur.
Omgekeerd is het natuurlijk uitgesloten dat een advocaat zich op zijn ander beroep zou gaan beroepen om dit als argument of als middel in een procedure te gebruiken.
Uit het voorgaande volgt reeds dat het uw raad van de Orde zal zijn die moet oordelen of het beroep van advocaat kan gecombineerd worden met een bijberoep als psychoanalist - psychotherapeut onder de omstandigheden die U, zoals ik uit uw brief lees, nog voor een deel moeten bekend gemaakt worden.
Ikzelf meen, zoals ook de commissie deontologie en de raad van bestuur, dat in principe de beide beroepen verenigbaar kunnen geacht worden voor zover ze als zelfstandige worden uitgeoefend.
Het is evident dat er geen referentie kan zijn naar de twee praktijken en dat de beide beroepen niet kunnen uitgeoefend worden op hetzelfde adres.
Wanneer een vermelding wordt genomen in de Gouden Gids onder de noemer "psychoanalist - psychotherapeut", mag deze niet verwijzen naar het ander adres en de andere personalia als advocaat, en omgekeerd.
Ik zie echter geen probleem met het vermelden van de titel van advocaat of van psychotherapeut in lezingen, enz., waar dat enig belang kan hebben. Vanzelfsprekend kan dat niet gebeuren in conclusies en het briefpapier dient bovendien gescheiden te blijven.
Het moet dus gaan om aparte vestigingen, apart cliënteel en aparte vermeldingen. Het is evident dat de advocaat de patiënt niet als cliënt kan hebben en de psychotherapeut niet de cliënt als patiënt.
Het gaat om contracten intuitu personae met een eigen inhoud, doelgerichtheid en deontologie.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie