Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 164
Dagvaarding van stafhouder of raad van de Orde i.v.m. uitoefening van bevoegdheden van stafhouder als tuchtoverheid - gebrek aan rechtsmacht van de geadiëerde rechtbank - aansprakelijkheid van stafhouder voor tuchtbeslissing ex autoritate - stafhouder als tuchtoverheid met prerogatieven van zijn functies is niet de gelijke van de leden van de balie
Dominique Dombret
Merve Köse
Afgezien van de grond van de zaak, waarover ik mij niet wens uit te spreken, en die tot de bevoegdheid van de Beslagrechter behoort, wens ik enkel volgende opmerkingen te maken :
1. Mr A. heeft geciteerd uit briefwisseling die nog vertrouwelijk was gezien het gaat om briefwisseling tussen advocaten en waarvoor hij eerst toelating moest bekomen aan de stafhouder om deze te kunnen citeren in dagvaarding (hij stelt het vragen van deze toestemming wel in het vooruitzicht).
2. Indien het kantoor B. het plan heeft opgevat (wegens het geven van toestemming tot dagvaarden van kantoor B.) U te dagvaarden of de raad van Orde te dagvaarden, lijkt het mij zo te zijn dat de rechtbank hoegenaamd geen bevoegdheid heeft om een beslissing die de stafhouder neemt op tuchtgebied te beoordelen.
De tucht van de advocaten valt hoe dan ook buiten de rechtsmacht van de rechtbank.
Advocaten behoeven een toelating om een confrater te kunnen dagvaarden. Het is de tuchtoverheid die oordeelt of deze toelating kan worden gegeven in haar eigen appreciatiebevoegdheid.
Sommige auteurs zoals Lambert zijn zelfs van mening dat het vragen van een toelating eerder een gebaar van courtoisie is dan wel een tuchtrechtelijke verplichting van advocaten.
In dat geval kan er helemaal geen sprake zijn van enige aansprakelijkheid van de tuchtoverheid voor het geven van de toelating, vermits de advocaat en dus de cliënt kan beslissen tot dagvaarding van een andere advocaat over te gaan.
De aansprakelijkheid voor een dergelijk optreden ligt dan ook uitsluitend bij de cliënt zoals vertegenwoordigd door zijn advocaat.
Het is niet de vertegenwoordiger die immers aansprakelijk is doch wel de vertegenwoordigde cliënt.
3. Ik meen derhalve dat U geen enkele verantwoordelijkheid kan aangewreven worden.
Het geding voor de Beslagrechter is voor U een zaak tussen partijen, zij het dat één van de advocaten van partijen daarbij eveneens partij is. Het is de Beslagrechter die daarover zal oordelen.
De dagvaarding van Mr B. tezamen met zijn cliënt kan enkel gegrond zijn voor het geval mocht blijken dat Mr B. niet voldoende gemandateerd was door zijn cliënt om dergelijke beslagmaatregelen na de betaling verder toe te staan of daartoe opdracht te geven of indien mocht blijken dat de cliënt Mr B. terzake zou desavoueren.
Mocht dat niet zo zijn, dan is de dagvaarding tegen Mr B. natuurlijk ongegrond. Of dat aanleiding moet geven tot enige schadevergoeding wegens kwaadwillig proces, zal de Beslagrechter beoordelen.
4. Er valt de stafhouder niets te verwijten vermits op voorhand geweten is dat het de Beslagrechter is die over de kwestie moet oordelen wanneer toelating werd gegeven een advocaat te dagvaarden tezamen met zijn cliënt.
5. Daaruit volgt eveneens dat U geenszins dient vrijwillig tussen te komen en dat U evenmin als getuige moet worden gehoord.
Tussen partijen moet het onbestreden blijven, dat, zoals U geschreven hebt aan de beide advocaten, U een toelating had gegeven om tot dagvaarding van Mr B. over te gaan en daarbij eindigt uw tussenkomst.
6. De stafhouder heeft zich tegenover een advocaat, waarvan hij de tuchtoverheid is, niet te verantwoorden.
Indien een advocaat ontevreden is over het optreden van zijn stafhouder of tuchtoverheid, kan hij klacht indienen bij de pro-stafhouder, die de zaak tuchtrechtelijk kan onderzoeken en eventueel voor de raad van Orde brengen, maar stafhouder en advocaat staan niet op gelijke lijn (wat Mr B. schijnt te geloven).
De stafhouder is immers een administratieve tuchtoverheid van de advocaten en als dusdanig beschikt hij over de prerogatieven van elke administratieve overheid. Zijn relatie tot de leden van zijn balie is niet een relatie behorend tot het burgerlijk recht.
7. Indien Mr B. zich onbetamelijke uitlatingen tegenover de stafhouder heeft veroorloofd of daden zou stellen die niet stroken met het respect aan het hoofd van de Orde verschuldigd, kan op onderzoek en vervolging van de pro-stafhouder hij voor de raad van Orde gedaagd worden voor deze feiten.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie