Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 162

Grondwettelijkheid van de delegatie van bevoegdheden door de wetgever aan Nationale Orde - stellen van een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof - geen verplichting voor de raad van de Orde en Tuchtraad van Beroep


Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

De vraag betreft de grondwettelijkheid van de delegatie van zijn bevoegdheden door de wetgever aan de Nationale Orde - artikelen 494 en 501 (oud) Ger.W. - meer bepaald artikelen 1 en 3 van de reglementen van de Nationale Orde van resp. 17 juni 1983 en 19 januari 1989.

Bijkomende vragen zijn of de raden van de Orde en de Tuchtraad van Beroep de bestaande wetten aan de grondwet kunnen toetsen, resp. of een prejudiciële vraag dient gesteld aan het Arbitragehof.

1. De tuchtrechtelijke rechtscolleges van de advocatuur hebben, evenmin als de gewone rechter, geen rechtsmacht om wetten te toetsen aan de grondwet. Deze rechtsmacht komt enkel het Arbitragehof toe, overigens in beperkte materies zoals artikelen 10-11 van de Grondwet.

2. De raad van de Orde en de Tuchtraad van Beroep hebben geenszins de verplichting een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof te stellen wanneer zij van mening zijn dat de wet klaarblijkelijk de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schendt (artikel 26, § 2, 3° lid, 3° van de bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 januari 1989 ; Tuchtraad van Beroep Antwerpen, 29 april 1999, Cass., 8 september 2000 - nog niet gepubliceerd ; hierbij gevoegd).

Het Hof van Cassatie voegde daaraan toe dat de Tuchtraad van Beroep het begrip "klaarblijkelijk" niet schendt wanneer zijn beslissing, gesteund op een uitvoerige motivering, strijdig is met de conclusie van het Openbaar Ministerie. Dat een beslissing uitvoerig gemotiveerd is, betekent dus niet dat het niet om een "klaarblijkelijke" motivering gaat.

3. De basis van de delegatie door de wetgever ligt in artikel 33 van de Grondwet (behulpelijk artikel 159). In principe is de wetgever soeverein wanneer hij bevoegdheden delegeert.

Het Arbitragehof is onbevoegd om wetten te toetsen aan artikel 108 van de Grondwet, tenzij het gelijkheidbeginsel van artikel 10 en 11 geschonden is.

Daarbij is het eerste wat moet nagegaan worden "of de aangevochten bepalingen betrekking hebben op aangelegenheden die bij de Grondwet aan de wet zijn voorbehouden" (Arbitragehof, arrest 18/98 van 18 februari 1998).

Dat is, zegt hetzelfde arrest, bv. het geval voor belastingmateries (artikel 170, § 1 van de Grondwet) die uitdrukkelijk aan de wetgever zelf zijn voorbehouden. Dat is, zegt het arrest, niet het geval voor de materies van artikel 23 van de Grondwet, o.m. de vrijheid van arbeid en beroepsuitoefening.

Vermits de Grondwet hier geen uitsluitende bevoegdheid van de wetgever heeft bepaald, is delegatie mogelijk naar goeddunken van de wetgever.

4. Aangemerkt dient te worden dat het zeer twijfelachtig is of het Arbitragehof een reglement zelf van de Nationale Orde zou kunnen toetsen aan de Grondwet (STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, 1997, nr 48, pag. 75).

Het Hof vermag zich enkel uit te spreken wanneer een mogelijke inbreuk op artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan een norm met wetgevend karakter kan worden toegeschreven (Arbitragehof, 5 maart 1997, nr 11/97).

Wanneer de wetgever een machtiging of delegatie verleent, moet in principe worden aangenomen dat hij de gemachtigde enkel bevoegdheid verleent om die machtiging aan te wenden in overeenstemming met artikelen 10 en 11 (ibidem, en Arbitragehof, 13 december 2000, nr 133/2000).

5. Het Arbitragehof heeft reeds gesteld dat de Nationale Orde een instelling is die onderworpen is aan het specialiteitsbeginsel en dat haar opdrachten bij wet zijn vastgesteld (Arrest 4 maart 1993, nr 20/93, overweging B.1.2.2).

Ook dat in zoverre de overheden van de balie reglementen vaststellen, ze vergelijkbaar zijn met overheden van andere vrije beroepen ; de verschillende behandeling die door de wetgever is gegeven aan de raden van de Orde steunt op verscheidene elementen waarvan het geheel een objectief criterium vormt.

Er is dus geen sprake van ongerechtvaardigde discriminatie wanneer de wetgever de reglementen en beslissingen van de Orde en de Nationale Orde onttrekt aan de bevoegdheid van de Raad van de Mededinging om de betwistingen van die reglementen toe te vertrouwen deels aan de tuchtoverheden van de balie zelf en deels aan het Hof van Cassatie (Arbitragehof, 30 april 1997, nr 23/97, zaak Tambue).

De kwestie van een mogelijke discriminatie door de bevoegdheidstoekenning kan dus maar beoordeeld worden in het licht van de discriminatie op zichzelf, en hier heeft het Arbitragehof reeds beslist dat de door de wetgever (Gerechtelijk Wetboek) genomen maatregelen in verhouding staan tot de doelstelling die hij nastreeft (Arrest Tambue, overweging B.4 - B.6).

Zie in dat verband ook de overwegingen van de Tuchtraad van Beroep te Antwerpen van 29 april 1999, zoals weergegeven in extenso in het arrest Cass. 8 september 2000.

6. Hieraan mag toegevoegd worden dat het Hof van Cassatie reeds meermaals oordeelde dat wanneer de regels van de deontologische code niet zijn goedgekeurd (zoals dat noodzakelijk is bij bv. de Orde van Geneesheren) door de overheid bij K.B., de tuchtoverheid ze kan beschouwen als uitdrukking van de deontologische regels van het beroep (STEVENS, o.c., nr 42 en 1052 e.v. ; LAMBERT, P., Règles et usages de la profession d'avocat du barreau de Bruxelles, 1993, 150-151). En dat de wetgever aan een orde reglementaire bevoegdheid toekent (met obligatoire kracht in de zin van een materiële wet) wanneer hij die tuchtoverheid belast met de taak te waken voor het respecteren van de deontologie van het beroep, en het maken van deontologische regels (Cass., 11 april 1991, nr 423 ; DU JARDIN, J., Le contrôle de la légalité exercé par la cour de cassation sur la justice disciplinaire au sein des ordres professionnels, J.T., 2000, 629).

7. Uit het voorgaande volgt m.i. duidelijk dat de artikelen 501, 502 en 610 van het Gerechtelijk Wetboek, gelezen in samenhang met artikel 33 van de Grondwet, klaarblijkelijk artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schenden, en dat de tuchtraad/tuchtraad van beroep geen prejudiciële vraag dient te stellen aan het Arbitragehof.

Ik voeg de geciteerde beslissingen.

Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie


Ook interessant

Advies 709

Meer lezen

Advies 570

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen