Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 159
Overeenkomst met cliënt om ereloonschuld af te zekeren met verpanding van aandelen - geen principieel deontologisch bezwaar - mogelijkheid in de toekomst aanleiding tot strijdigheid van belangen
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
1. Een advocaat vraagt U of er deontologisch een bezwaar zou zijn om een overeenkomst af te sluiten met een cliënt die aan het kantoor een aanzienlijk ereloon verschuldigd blijft.
Deze overeenkomst zal ertoe strekken om, tot zekerheid van deze honorariumschuld, aandelen in pand te nemen van een vennootschap die zelf het voorwerp uitmaakt van een verkoop door de cliënt in de komende maanden.
Het voorstel tot verpanding van de aandelen is er gekomen op uitsluitend initiatief van de cliënt, omdat deze zeer goed beseft dat het ereloon verschuldigd is en dat hij vreest niet op de volle medewerking van het kantoor te kunnen rekenen indien die schuld verder blijft bestaan en aangroeien, zonder garantie.
De vraag is of er enig bezwaar is tegen dergelijke overeenkomst.
2. Zoals U weet heerste er vroeger een enigszins overtrokken huiver tegenover al wat te maken had met de pecuniaire en remuneratoire aspecten van de beroepsuitoefening.
Het ereloon werd gezien als "le tribut volontaire de la reconnaissance du client", wat berustte op een misverstand over het werkelijk karakter van het honorarium van de Romeinse advocaten (STEVENS, J., Regels en gebruiken, 1997, Kluwer, Antwerpen, nr 712)
Zo ook beschouwde Vermeylen in zijn boek uit 1940 (Règles et usages de l'Ordre des Avocats en Belgique, nr 2381) het gerechtelijk invorderen van zijn erelonen door een advocaat als een oneer. Dit recht wordt thans niet meer betwist ofschoon het wel geregeld is in reglementaire bepalingen van diverse balies die voornamelijk voorzien in voorafgaandelijke toelatingen voor elke gerechtelijke actie en beslag (STEVENS, o.c., nr 771).
De advocaat kan volgens de huidige opvattingen interesten vragen op zijn ereloonvordering en zelfs kapitalisatie van interesten onder de wettelijke voorwaarden bekomen (Luik, 14 maart 1996, J.L.M.B., 1997, 807) of kan een beroep doen op de summiere rechtspleging om betaling te bekomen (WAGEMANS, Recueil, nr 321).
De Antwerpse Raad besliste zelfs dat een advocaat ingevolge een ereloonschuld die niet voldaan werd door zijn vroegere cliënt, deze kan dagvaarden in faillissement (Courant/Mededelingenblad, 1996-97, 2, pag. 10).
3. Ondertussen zijn de geesten dermate geëvolueerd dat de advocaten als ondernemers worden beschouwd, in de zin die aan dat begrip wordt gegeven in de Europese en Belgische mededingingsreglementering (Europese Commissie, 7 april 1999, zaak Epi-gedragscode ; Cass., 7 mei 1999, R.W., 1999-2000, 112, zaak Orde van Apothekers ; Hof van Justitie Europese Gemeenschappen, 18 februari 2002, zaak Nova Nederland ; Europees Gerecht van Eerste Aanleg, 20 maart 2001, zaak Epi-gedragscode).
Dat betekent niet dat advocaten gelijk kunnen of moeten gesteld worden met handelaars, doch wel dat hun activiteit een economische component bezit, noodzakelijkerwijze op rendement stoelt en onderworpen is aan de wetmatigheden van het ondernemen.
4. Het is dus uit den boze de activiteit van advocaten te onderwerpen aan geboden of verboden welke de concurrentie tussen hun "ondernemingen" beperken of de rendabiliteit ervan aantasten, zonder dat dit in een redelijk verband staat (rule of reason) met de kernverplichtingen van hun deontologie. Dat zijn de geheimhoudingsplicht, de partijdigheid en het vermijden van belangenconflicten en de onafhankelijkheid.
5. Vanuit dit perspectief bekeken kan de voorgenomen zekerheidconstructie - waarbij in het midden mag blijven of ze werd voorgesteld door de advocaat of de cliënt - aanvaardbaar.
De inpandname van aandelen eigendom van de cliënt, ter verzekering van de ereloonschuld, is een discrete en toch efficiënte beveiliging, waarvan het enige nadeel is, dat ze op termijn - indien de cliënt het ereloon niet voldoet - leidt tot strijdigheid van belangen tussen advocaat en cliënt.
Op dat nog hypothetisch moment zullen cliënt en advocaat de conclusies daaruit moeten trekken, en zal de advocaat zijn opdrachten en mandaten alle teruggeven. Lopende het pandcontract zal de advocaat zich niet bemoeien met problemen of advies i.v.m. de waardering of verkoop of tegeldemaking van de in pand gegeven aandelen, welke zijn zekerheid vormen.
Ook hier bestaat dan een mogelijk tegenstrijdig belang.
Indien de erelonen op termijn niet kunnen betaald worden, zal de advocaat voorafgaandelijk aan elke verzilveringsprocedure van zijn pand, best de toelating van de stafhouder vragen om deze procedure op te starten en door te zetten.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie