Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 158
Strijdigheid van belangen - beginsel van openbare orde - mogelijkheid of schijn van belangenconflict is voldoende - recht op vrije keuze van advocaat is daaraan ondergeschikt - deontologische inbreuk: zich niet spontaan deporteren uit de zaak
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
1. Het probleem betreft een mogelijke strijdigheid van belangen waar Mrs X. en Y. zijn geconsulteerd door zowel de heer M. als zijn echtgenote, mevrouw H., i.v.m. een echtscheidingsprocedure en hun belangen (50/50) in een gemeenschappelijke bvba.
U heeft terecht beslist dat het kantoor X.Y. zich uit beide dossiers moet deporteren.
Niet betwist is dat dit kantoor in de zomer 2000 werd geconsulteerd door de heer V. i.v.m. hoger vermelde moeilijkheden en dat op of rond 14 november 2000 en 21 november 2000 mevrouw H. gesprekken had met Mr Y. resp. Mr X. i.v.m. de bvba resp. de echtscheidingsprocedure.
Er zou een betaalde provisie van 15.000 BEF inmiddels zijn teruggestort aan mevrouw H..
Op 30 november 2000 krijgt mevrouw H. een brief van het kantoor waarbij zij wordt uitgenodigd tot een gesprek en waarbij zij bemerkt dat het kantoor X.-Y. ook voor haar man optreedt. Zij drukt haar verwondering daarover uit bij brief van dezelfde datum.
2. Het is evident dat het vertrouwen in de advocatuur staat of valt met een rigoureus respect voor het vermijden van zelfs de schijn van strijdige belangenverdediging. Het geldt een regel van openbare orde (Arbitragehof, 2 april 1992, nr 24/92, R.W., 1991-92, 1362 ; Brussel, 1 oktober 1987, Jur. Liège, 1987, 1453).
Reeds de eenvoudige mogelijkheid van belangenconflict of de schijn daarvan zijn determinerend, en, zoals U terecht opmerkt, telt hier de optiek van de cliënten en niet deze van de advocaat.
3. Het is vanzelfsprekend dat het "recht op vrije keuze van raadsman" daaraan ondergeschikt is : men kan maar een beroep doen op een advocaat binnen het kader van de deontologische regels die zijn beroepsuitoefening beheersen.
4. Het heeft geen groot belang of de ontmoetingen die de advocaten met hun cliënten hadden kort of lang waren : men kan moeilijk aannemen, zoals wordt gesuggereerd in de brief van het kantoor van 19 maart 2002, dat in twee gesprekken met twee advocaten o.m. betreffende de echtscheiding, mevrouw H. "geen vertrouwelijke informatie uit haar huwelijksleven zou hebben medegedeeld" !
5. Dat het dossier met eventuele nota's "gewoontegetrouw werd vernietigd" (brief 23 januari 2002) verwondert, daar advocaten vijf jaar aansprakelijk blijven hoofdens artikel 2276bis B.W. en nota's van gesprekken daarbij nuttig kunnen zijn.
6. Eén en ander onderstreept de noodzaak van rigoureuze en dadelijke controle in kantoren waar er gewerkt wordt met talrijke advocaten (VAN HECKE, G., Deux problèmes pratiques de l'exercice en groupe de la profession d'avocat, in : Jura Vigulantibus, Antoine Braun, Les droits intéllectuels, le barreau, Brussel, Larcier, 1994, 42).
7. Ten onrechte houdt Mr X. voor (brief 19 maart 2002) dat de belangen van de bvba strictu sensu volledig los staan van de partijen ; het gaat om een gezamenlijke bvba (50/50) tussen man en vrouw ; hoe zou een advocaat door één van beide gelijke aandeelhouders aangesteld kunnen voorhouden dat hij enkel de belangen van de bvba los van deze van zijn aandeelhouder/opdrachtgever vertegenwoordigt ?
In dergelijk geval kan enkel een afzonderlijk advocaat aangesteld door een zaakvoerder of beheerder ad hoc door de beide aandeelhouders of de rechtbank aangesteld zich onafhankelijk noemen van partijen.
8. De concrete deontologische inbreuk die aan het kantoor kan verweten worden, is derhalve dat zij zich niet uit het dossier gedeporteerd hebben op het moment dat vaststond dat het kantoor zich zowel met de belangen van de ene als van de andere partij had ingelaten.
Het mag misschien zijn dat op een kantoor waar gewerkt wordt met talrijke advocaten en vennoten, een mogelijk belangenconflict niet dadelijk onderkend wordt, doch enerzijds moeten er mechanismen worden ingebouwd waardoor het onmiddellijk mogelijk wordt te controleren of een tegenpartij geen klant is op het kantoor, wat met de huidige computerprogramma's bijzonder eenvoudig is, en anderzijds moet op het moment dat wordt vastgesteld dat twee cliënten met strijdige belangen een beroep hebben gedaan op het kantoor, er onmiddellijk een signaal gaan naar de beide cliënten dat verder optreden niet mogelijk is en dat het kantoor zich dus deporteert uit beide zaken.
Beide cliënten hebben immers de aan ons beroep verbonden verzekering gekregen van een totale confidentialiteit en partijdigheid van de tussenkomst van de advocaat.
Elke schijn dat daaraan afbreuk zou kunnen worden gedaan en dat het kantoor voortgaat met één van beide cliënten ondanks het feit dat in dezelfde zaak ook de ander cliënt was, moet dus uitgesloten worden.
Van zodra de advocaat de tegenstrijdigheid van belangen opmerkt - en hij heeft de plicht zich af te vragen of er geen strijdigheid van belangen bestaat of bestaan kan en daarover navraag te doen - moet hij zijn mandaat aan beide cliënten terug geven vermits hij noodzakelijkerwijze van hen informatie of dossiers heeft toevertrouwd gekregen en zij in hem vertrouwen hebben gesteld (STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, 2de ed., 1997, Kluwer, nr 606, pag. 444).
Zoals gezegd, onderschrijf ik dus ten volle uw beslissing.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie