Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 156
Verplichting om cliënt in te lichten dat hij gebeurlijk een beroep kan doen op van overheidswege georganiseerde rechtshulp - deontologische verplichting of zorgplicht uit aansprakelijkheidsrecht
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
U stelt de vraag naar aanleiding van het opstellen van een nota over de werking van uw taxatiecommissie of een advocaat de deontologische verplichting heeft de cliënt in kennis te stellen van het feit dat hij, gelet op zijn inkomen, recht heeft op een pro Deo-advocaat.
Eén en ander zou inderdaad een probleem kunnen zijn indien een rechtszoekende ter gelegenheid van een oproeping voor de taxatiecommissie zou opmerken dat hij door zijn advocaat nooit ingelicht werd over deze mogelijkheid.
De situatie is niet eenduidig in België.
Op dit moment bestaat er enkel in de Brusselse balie (Nederlandse Orde) een precies reglement dat stelt dat de advocaat de verplichting heeft de cliënt in te lichten dat hij gebeurlijk een beroep kan doen op een pro Deo-raadsman en dat indien de cliënt desondanks op deze mogelijkheid geen beroep wilt doen, daarvan een bewijs moet kunnen voorgebracht worden.
Het gaat echter om een zeer recent reglement dat enige tijd geleden werd besproken in de commissie deontologie waar een meerderheid van de leden van mening was dat een dergelijk reglement kon bijgetreden worden en dat derhalve een initiatief moet genomen om een dergelijk reglement door de toekomstige (1 mei 2002) Orde van Vlaamse Balies te doen aannemen.
Voor andere balies heb ik geen kennis van een dergelijk reglement. Wel weet ik dat het in Nederland tot de deontologische plichten van een advocaat behoort de cliënt op deze mogelijkheid van kosteloze of door de staat gesubsidieerde rechtspleging te wijzen en dat het in gebreke blijven derhalve ook in Nederland deontologisch kan worden gestraft.
Men zou zich de vraag kunnen stellen of naar gemeen aansprakelijkheidsrecht het niet behoort tot de plichten van een advocaat om zijn cliënt over dergelijke mogelijkheden in te lichten en of een advocaat door een rechtbank niet aansprakelijk zou kunnen bevonden worden indien in de loop van een procedure over zijn ereloonstaat de opmerking door zijn cliënt zou worden gemaakt dat hij nooit door zijn raadsman op de hoogte was gebracht van 2 de mogelijkheid.
Naar mijn weten heeft zich tot op heden nog geen dergelijke casus voorgedaan voor de rechtbanken en de hoven zodat ik U ook hier in het ongewisse moet laten.
Ik wil daaruit besluiten dat afgezien van de vraag naar de eventuele aansprakelijkheid van de advocaat op grond van het gemeen recht als mandataris tegenover zijn cliënt, tot op heden er geen eenvormige deontologische regel bestaat aan de Belgische balies betreffende dit probleem maar dat waarschijnlijk in de toekomst daaraan zal gewerkt worden.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie