Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 155
Reglement publiciteit - omzendbrief aan bedrijven - Happy Legal Hour - nieuwsbrief - geen publiciteit gericht op een specifieke lopende zaak (artikel 3.1) - geen gepersonaliseerd dienstenaanbod voor bepaalde zaak of dossier (artikel 3.2) - dus toegelaten
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
1. Ik dank U voor uw brief van 7 maart ll. met bijlagen i.v.m. een probleem van publiciteit.
U stuurt mij een rondzendschrijven waarbij advocaten A. en B. gewag maken van de nood aan juridische begeleidingen bij KMO's en verwijzen naar een specifieke ondernemersbegeleiding die in hun kantoor is gestart als een soort eerstelijnshulp.
Tevens wordt met dezelfde brief een exemplaar van de nieuwsbrief van het kantoor toegestuurd en wordt de lezer uitgenodigd op een eerste Happy Legal Hour van het kantoor, wat volgens de bijlage een vergadering is met cliënten waarbij deze een praktische toelichting bij een actueel juridisch probleemgebied ontvangen met een mogelijkheid tot vraagstelling.
De deelneming is gratis en achteraf is er gelegenheid om "aangenaam verder van gedachten te wisselen".
Volgens U vaststelde wordt dergelijk schrijven met bijlagen gestuurd aan willekeurige zaakvoerders van vennootschappen en heeft één van deze zaakvoerders dat overgemaakt aan zijn gebruikelijke raadsman.
Hieruit leidt U af dat het kantoor in kwestie zich niet richt tot iemand van zijn eigen cliënteel, doch wel tot willekeurige personen en bedrijven.
Vervolgens rijst de vraag of deze manier van handelen niet in feite zeer dicht komt bij het probleem van het afwerven van cliënteel, of moet dit beschouwd worden als gewone toegelaten publiciteit.
2. In werkelijkheid staat het reglement op de publiciteit toe, in principe, dat cliënteel van een ander advocaat wordt afgeworven.
Over het algemeen kan publiciteit trouwens ook enkel worden begrepen als staande in het kader van concurrentie met andere ondernemers, zodat een natuurlijk gevolg van publiciteit steeds zal kunnen zijn het afwerven van cliënteel.
Publiciteit is immers in wezen niet enkel gericht op mensen die nog geen cliënt zijn van geen enkele van de betrokken dienstverleners.
3. Wat in artikel 3 van het reglement wordt verboden (punt 1) is dat men in een lopende zaak cliënteel dat door een ander advocaat wordt bijgestaan, bewust of onuitgenodigd probeert af te werven
Dat houdt in dat de publiciteit in dat verboden geval gericht is op een specifieke zaak, met name een lopende zaak (dus geen toekomstige zaak).
In het punt 2 van hetzelfde artikel is het de advocaat verboden publiciteit te voeren door een gepersonaliseerd dienstaanbod voor een bepaalde zaak of een dossier zonder daartoe te zijn uitgenodigd.
Het tweede lid heeft dus betrekking op schriftelijk of op enige andere wijze onuitgenodigd demarcheren van een potentieel cliënt met het oog op een welbepaalde zaak of dossier. Dat kan dus een toekomstig dossier zijn of een bestaand dossier voor zover daarin nog geen advocaat betrokken is, want in dat geval komen wij onder artikel 3.1.
Uit de commentaar blijkt dat een algemeen dienstaanbod aangewezen is.
Het aanspreken van individuele rechtszoekenden voor een bepaalde opdracht, bv. ter gelegenheid van een ramp, ongeval, enz., komt vaak neer op opdringerigheid en wordt als onkies ervaren.
4. Dat is echter niet wat in casu is gebeurd. Er wordt niet met het oog op een lopende zaak cliënteel dat door een ander advocaat wordt bijgestaan afgeworven door deze publiciteit, noch wordt er publiciteit gevoerd door een gepersonaliseerd dienstaanbod voor een bepaalde zaak of dossier.
Over het algemeen is het de advocaat immers toegelaten publiciteit te richten niet enkel tot zijn eigen cliënteel, doch wel tot willekeurige personen of ook een gerichte publiciteit tot bepaalde personen om deze te interesseren voor een bepaalde soort van dienstverlening.
Ik meen derhalve dat de brief en de toegevoegde nieuwsbrief in kwestie niet kunnen beschouwd worden als verboden publiciteit.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie