Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 143
Beroepsgeheim - verzoek van de notaris van de erfgenamen aan de advocaat van de decujus om uitleg te geven - rechtsopvolger van de cliënt kan advocaat niet ontslaan van zijn geheimhoudingsplicht - niet-strafbaarstelling heft deontologische zwijgplicht niet op - nuttig overleg met de stafhouder van betrokken advocaat
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Een advocaat van uw balie werd door de notaris van een erfgenaam van zijn cliënt gevraagd uitleg te geven over sommen die door tussenkomst van de advocaat aan zijn cliënt door de ex-werkgever werden uitbetaald.
De notaris is de mening toegedaan dat de zonen van de cliënt de persoon van hun vader voortzetten na zijn dood en dus over dezelfde inlichtingen kunnen beschikken als de vader zelf.
Dat is vanzelfsprekend de redenering die steeds toegepast wordt t.a.v. de banken, maar zoals algemeen geweten beschikken de banken niet over een echt beroepsgeheim en hebben ze enkel een discretieplicht (Cass., 25 oktober 1978, J.T., 1979, 369, noot BRUYNEEL, A.; Kh. Namen, 29 juni 1995, J.T., 1996, 328).
De advocaten hebben echter wel een beroepsgeheim dat zowel strafrechtelijk als tuchtrechtelijk gesanctioneerd wordt.
Het is een betwiste vraag naar Belgisch recht of een cliënt een advocaat van zijn beroepsgeheim kan ontslaan. In andere landen zoals in Duitsland en in het Verenigd Koninkrijk wordt aangenomen van wel. In Nederland niet (STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, 2de Ed., 1997, Antwerpen, Kluwer, 814).
Het feit dat een patiënt zijn geneesheer ontslaat van zijn zwijgplicht, verplicht deze niet om feiten die onder zijn beroepsgeheim vallen mede te delen, en zelfs niet om in rechte getuigenis af te leggen (Cass., 30 oktober 1978, Pas., 1979, I, 248).
In elk geval gezien het absoluut (sommigen zeggen relatief absoluut) karakter van het beroepsgeheim van de advocaat en het openbare orde karakter dat volgt uit de strafrechtelijke sanctionering, wordt aangenomen dat een rechtsopvolger van de cliënt de advocaat niet van zijn beroepsgeheim kan ontslaan.
Volgens het Hof van Beroep te Luik (7 januari 1991, J.L.M.B., 1991, 722, noot LAMBERT, P., J.T., 1991, 681) vindt het beroepsgeheim zijn grondslag in een beginsel van openbare orde waarover de cliënt noch zijn raadsman kunnen beschikken.
Volgens het Hof van Beroep te Antwerpen (17 mei 1991, R.W., 1991-1992, 470 ; Notarieel Fiscaal Maandblad, 1992, 142 en noot VAN OOSTERWIJCK, G., Notarieel beroepsgeheim en overlijden van de geheimgerechtigde) zich uitsprekend over het beroepsgeheim van een notaris, kunnen de erfgenamen de plicht tot geheimhouding niet opheffen.
Uiteindelijk is het de advocaat zelf die - eventueel onder controle van zijn stafhouder en van de rechtbanken - beoordeelt wat tot zijn beroepsgeheim in een gegeven geval behoort.
De particulariteit dat de betrokken cliënt steeds vergezeld was van een dame die zijn echtgenote niet was en dat de advocaat over de bestemming van de ontvangen gelden of het gebruik dat de cliënt daarvan gemaakt heeft dus enige wetenschap kan hebben, zet aan tot grote voorzichtigheid want er mag aangenomen worden dat de cliënt zelf deze omstandigheden tijdens zijn leven geheim heeft willen houden.
Zelfs als getuige opgeroepen om te getuigen in rechte over een feit dat gedekt is door het beroepsgeheim kan de advocaat de feiten bekend maken indien hij oordeelt dat te moeten doen doch hij kan niet gedwongen worden te spreken indien hij meent het geheim te moeten bewaren (Cass., 23 september 1986, R.D.P., 1987, 77 ; LEGROS, P., Sur le témoignage d'un avocat, in Mélanges R. Legros, Brussel, Larcier, 1985, 352).
De niet-strafbaarstelling heft echter de deontologische zwijgplicht geenszins op. Een advocaat die getuigt zou dus achteraf disciplinair gesanctioneerd kunnen worden indien de raad van oordeel is dat hij aldus aan zijn deontologische plichten te kort is gekomen (Cass., 10 maart 1982, R.W., 1982-1983, 234 ; Cass., 12 maart 1980, R.W., 1980-1981, 847).
Ik meen dus dat de advocaat in kwestie zijn beroepsgeheim zal moeten inroepen.
Ook wanneer de door hem gedekte geheimen zouden kunnen op een andere manier en langs een andere weg, bv. van de werkgever zelf, kunnen bekomen worden door de erfgenamen, doet dat niets af aan de verplichting van de advocaat het beroepsgeheim te bewaren.
Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie