Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 140

Briefwisseling tussen advocaten : 1. brief aan confrater in antwoord op diens brief rechtstreeks aan de cliënt is niet automatisch officieel - 2. brief "in het verlengde" van een eerdere officiële brief is evenmin automatisch officieel - 3. voor toepassing van artikel 2, 3° reglement NO mag de brief niets anders bevatten dan precieze feiten - 4. plicht tot loyaliteit, wijze waarop deze wordt nagekomen - 5. advocaat is geen getuige in zijn zaak

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

1. In casu schrijft Mr B. de cliënte van zijn tegenstrever (die hij nog niet als tegenstrever kent) rechtstreeks aan op 13 april.

Er komt een officieel antwoord van Mr D. op 17 april, waar hij stelt dat hij geraadpleegd is en mededeling van stukken vraagt om daarna het standpunt van zijn cliënt over te maken.

Een deel van de stukken wordt overgemaakt door Mr B. op 26 april met vermelding dat een kopie van de factuurvoorwaarden zo snel mogelijk zal bezorgd worden.

Mr D. stuurt op 14 mei nog een faxbericht met verzoek deze voorwaarden over te maken vermits deze achterbleven, omdat hij anders de intenties van zijn cliënt niet kon geven.

Daarop stuurt Mr B. op 14 mei een faxbericht met de vermelding dat zijn cliënte blijkbaar de voorwaarden "niet expliciet" voorzien had.

Op 23 mei maakt Mr D. het aangekondigd standpunt van zijn cliënt over per brief die hij als officieel bestempelt.

In deze brief komt naar voor dat bepaalde facturen worden erkend en voorgesteld wordt deze af te betalen met 20.000 BEF. De laatste factuur wordt ontkend als nooit ontvangen door de cliënte.

Verder wordt gesteld :

"Uw cliënt heeft alle activiteiten gestaakt eind 2000 zonder dat hij dit boekjaar trouwens volledig heeft afgewerkt. Vanaf 2001 heeft hij geen activiteiten meer verricht. De factuur van 1 februari 2001 representeerde dan ook geen enkele tegenprestatie meer van uw cliënt. Hij heeft dit allicht subtiel trachten op te vangen door steeds voorschotfacturen uit te schrijven, maar dat gaat natuurlijk niet op. Geen enkele factuur is trouwens gedetailleerd en -qua bedrag - arbitrair. De vordering wordt dan ook betwist ten aanzien van de drie laatst gevorderde bedragen."

Hiertegen wordt door Mr B. gereageerd door middel van een brief gedateerd op 30 mei, die volgens verklaring Mr D. hem slechts bereikt heeft op 5 juni, t.t.z. na het pinksterweekend.

In die brief van 30 mei wordt het officieel karakter van de brief van 23 mei aangevochten en tegelijkertijd geeft Mr B. te kennen dat hij opdracht geeft tot dagvaarding, een dagvaarding die enkele dagen later op 8 juni wordt betekend.

2. Volgens Mr D. is een courant en algemeen aanvaarde gewoonte dat een advocaat door middel van een officiële brief antwoordt op een brief van een confrater die rechtstreeks aan de cliënt geschreven heeft.

Hier dient een eerste kantnota bij gemaakt te worden. Het mag zijn dat het een algemeen aanvaarde gewoonte is, maar dat houdt toch in dat de advocaat die zich op deze wijze tot zijn confrater wendt rekening zal moeten houden met de bepalingen van het Nationaal Reglement op de vertrouwelijkheid van briefwisseling van 6 juni 1970, gewijzigd op 6 maart 1980, 8 mei 1980 en 22 april 1986.

Dit reglement vormt een wet in de materiële zin van het woord overeenkomstig artikel 501, al. 1 Ger.W.

Het Hof van Cassatie toetst dan ook de problemen i.v.m. de confidentialiteit aan deze reglementaire beschikking (Cass., 12 december 1985, J.T., 1986, 334).

In casu heeft Mr D. zijn eerste brief, waar hij zijn tussenkomst meldt en mededeling van stukken vraagt, als officieel bestempeld en Mr B. heeft dat niet tegengesproken.

Waarschijnlijk heeft hij gedacht aan de eerste regel van het Nationaal Reglement, nl. dat het om een mededeling ging die een akte van rechtspleging vervangt of uitmaakt, hoewel er nog geen rechtspleging was. Het is niet overtrokken om een vraag tot mededeling van stukken ook voordat de dagvaarding is uitgebracht als een akte van rechtspleging te beschouwen.

Hoe dan ook, Mr B. heeft daar niet tegen geprotesteerd en heeft zich dus gevoegd naar de bewoording dat om een officiële brief ging.

3. Mr D. stelt dan dat zijn brief van 23 mei in het verlengde van deze van 27 april ligt en dat hij daarom eveneens als officieel te beschouwen is.

Dat is vanzelfsprekend een regel die niet voorkomt in het Nationaal Reglement en die ook niet kan toegepast worden, zoniet zouden wij eindeloze betwistingen krijgen over brieven die in het verlengde liggen van andere brieven en derhalve dezelfde kwalificatie als officieel of vertrouwelijk moeten hebben, terwijl deze kwalificatie duidelijk is ingedeeld in vijf categorieën van het Nationaal Reglement, welke categorieën moeten opgevat worden als een beperkende opsomming van officiële brieven.

4. De analyse van de beide stafhouders dat de brief van 23 mei geen officiële brief is, is derhalve correct te noemen, ook al omdat deze brief op geen enkele wijze voldoet aan één van de vijf categorieën.

Het gaat niet louter om een procedure-akte. Het gaat ook niet om een eenzijdige verbintenis. Het gaat ook niet om een brief die wordt aanvaard door de advocaat- geadresseerde als niet vertrouwelijk. Het gaat ook niet om een aanvaard voorstel en tenslotte gaat het ook niet om een toepassing van punt 3bis van het reglement, nl. elke mededeling die met de vermelding "niet vertrouwelijk" uitsluitend bevat de nauwkeurige omschrijving van precieze feiten alsmede het antwoord daarop, en die een deurwaardersexploot of mededeling van partij tot partij vervangt.

Het probleem hier is dat deze laatste brieven absoluut niets anders mogen bevatten dan precieze feiten (zie het uitsluitend in de tekst van artikel 2, 3°- bis).

Het "feit" is een juridisch feit zoals dat door de overtuiging van de partij is ingekleurd (STEVENS, Regels en gebruiken, 1997, pag. 649).

Het mag echter niet gaan om geargumenteerde feiten, nl. dat naast de juridische feiten bovendien een geargumenteerde stelling in rechte van de partij wordt uiteengezet, middelen, het eisen van verklaringen, het aankondigen van gerechtelijke of strafrechtelijke sancties, verdachtmakingen, zwartmakingen, ingebrekestellingen, beweringen worden toegevoegd.

Hier is dat wel degelijk het geval. In de geciteerde passage gaat het inderdaad om een geargumenteerde stelling van een partij en geenszins om feiten die aan de tegenpartij ter kennis worden gebracht als een mededeling van partij tot partij of in vervanging van een gerechtsdeurwaardersexploot.

Om deze reden is deze brief niet als een officiële brief te beschouwen.

Er staat meer in dan er in een officiële brief kan staan.

5. Het bezwaar dat Mr D. uit dat zijn cliënt door de geschetste gang van zaken de mogelijkheid werd ontnomen om nog rechtstreeks zijn standpunt kenbaar te maken en dat standpunt maar kon kenbaar maken na de dagvaarding en dan nog ruim laat tegenover de rechtstreekse brief van Mr B. van 13 april, verdient echter overweging.

Hij stelt dat hij minstens in zijn besluiten zou moeten kunnen doen opnemen dat er wel degelijk inhoudelijk gereageerd werd op de rechtstreekse brief van 13 april zonder dat dit door de tegenpartij zou mogen ontkend worden.

(Het andere voorstel, nl. de brief te vervangen door een brief van dezelfde datum, maar dan getekend door de cliënt, is vanzelfsprekend uit den boze.

6. Een antidatering zou neerkomen op geweld doen aan de werkelijkheid en hoe dan ook werd niet door de cliënt rechtstreeks gereageerd.)

Ik verneem dat pro-stafhouder X meent dat wanneer het voorstel van Mr D. zou worden gevolgd, en indien Mr B. niet zou mogen ontkennen dat door zijn tegenpartij inhoudelijk en tijdig gereageerd werd op een aanmaningsbrief van 13 april, dit als gevolg zou hebben dat daardoor de als niet officieel aanvaarde brief toch in feite een impact krijgt dat daaraan misschien niet zou mogen gegeven worden.

Ik meen echter dat dit juist een heel normaal gevolg is van de plicht tot loyaliteit die in het artikel 3 van het reglement staat ingeschreven : "in voorkomend geval zorgt de stafhouder voor de loyale toepassing van artikel 2".

De plicht van loyaliteit houdt in dat het een advocaat - naar omstandigheden - niet toegestaan is een vertrouwelijk gegeven, dat blijkt uit bv. confidentiële briefwisseling, te ontkennen waarvan hij uit eigen weten weet dat het waar is.

Hier dient nog toegevoegd te worden dat hoewel men moet aanvaarden dat een advocaat die correspondentie voert met een confrater het recht heeft zich (steeds naar omstandigheden) te verlaten op de principiële confidentialiteit van de verstuurde en ontvangen brieven, dat hier niet geldt vermits de brief in kwestie juist als een officiële brief werd gestuurd en de intentie van een officieel protest er dus wel degelijk in stond.

M.a.w. Mr B. kan zich moeilijk "genomen" voelen doordat een brief achteraf een officieel gevolg of impact zou krijgen waarvan mocht aanvaard worden dat hij dit volgens de reglementering niet had, vermits juist deze brief als officieel werd aangekondigd.

Het loyaliteitsprincipe komt hier dus niet in botsing met het rechtmatig belang wat als confidentieel werd begrepen ook confidentieel te laten blijven, en derhalve meen ik dat aan het bezwaar van pro-stafhouder X, in dit geval wordt tegemoet gekomen door het feit dat de werkelijkheid die tot loyaliteit noopt, ook overeenstemt met het uitgedrukt verlangen van de correspondent van Mr. B.

7. Nu kan de loyaliteitsregel in casu op twee manieren worden verwezenlijkt : ofwel geeft Mr D. eenvoudig aan dat op die datum geprotesteerd werd en wordt dat niet betwist door Mr B., ofwel wordt heel deze kwestie buiten de discussie voor de rechtbank gehouden en wordt eenvoudig door Mr B. het argument niet gebruikt dat er niet tijdig zou gereageerd zijn en dat er dus geen protest zou geweest zijn in de betrokken periode.

Vermits echter Mr B. in zijn brief van 30 mei als zijn mening heeft te kennen gegeven dat de facturen nooit werden betwist, denk ik dat de eerste oplossing moet verkozen worden. Het tijdstip van de betwisting dient in ieder geval in een beperkte periode omschreven, met name van de als officieel aanvaarde brief van 27 april tot de niet als officieel aanvaarde brief van 23 mei, waarin wel degelijk de betwisting voorkomt.

Voor de periode voordien kan er rustig volgehouden worden door Mr B. dat er geen betwisting is geweest.

8. Wat betreft de verdere vermelding in zijn brief van 30 mei dat de cliënte van Mr D. hem zelfs telefoneerde met de boodschap dat er geen betwisting was en zij enkel vroeg te mogen afbetalen, kan ik terloops mededelen als mijn mening dat dit element in de debatten niet aan bod kan komen vermits een advocaat geen getuige is in zijn eigen zaak ; maar dat zal Mr B. wel zelf weten.

Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie


Ook interessant

Advies 251

Meer lezen

Advies 692

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen