Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 12
Maatschappelijke benaming van burgerlijke advocatenvennootschap
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Ik verwijs naar uw brief van 27 november ll. betreffende de groeperings-overeenkomsten, en met name het gebruik van een “maatschappelijke benaming”.
Het is inderdaad zo dat in artikel 4 van het Nationaal Reglement van 8 maart 1990 (uitoefening in samenwerking van het beroep van advocaat) bepaald is dat advocaten die een burgerlijke vennootschap oprichten, kunnen worden toegelaten een maatschappelijke benaming aan te nemen die evenwel uitsluitend de naam mag bevatten van één of meer vennoten of overleden vennoten.
Het gaat over een algemeen artikel over de burgerlijke vennootschappen, dat verder gespecificeerd wordt in artikel 5 wat betreft de burgerlijke vennootschappen onder de vorm van een vennootschap onder firma, een coöperatieve vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
Een groepering, associatie of maatschap is een burgerlijke vennootschap doch zonder handelsvorm.
Op dergelijke groepering is artikel 5 niet toepasselijk, maar wel artikel 6 van het Reglement dat stelt dat advocaten, stagiairs en advocatenvennootschappen die een groeperingsovereenkomst sluiten, aan de Raden van de Orde of de Stafhouders hun ontwerp van overeenkomst van statuten ter goedkeuring moeten voorleggen, met inachtneming van de bepalingen van artikelen 4 en 5 van het Reglement.
Dus wordt in artikel 6, wat betreft de zuiver burgerlijke vennootschappen, uitdrukkelijk verwezen naar artikel 4 dat reeds sprak over de burgerlijke vennootschappen.
Derhalve is het duidelijk dat de advocaten die een zuiver burgerlijke vennootschap oprichten rechtstreeks ressorteren onder artikel 4, terwijl deze die een burgerlijke vennootschap met handelsvorm willen oprichten door de verwijzing in artikel 5 naar de bepalingen van artikel 4 van dezelfde mogelijkheden genieten en dezelfde verplichtingen hebben.
Derhalve kan een gemeenschappelijke benaming ook voor een groepering van advocaten toegepast worden en moet artikel 4 geenszins a contrario geïnterpreteerd worden in die zin dat de gemeenschappelijke benaming slechts wordt toegestaan aan hen die een “handels- “vennootschap oprichten.
Eén en ander komt overeen met de historische evolutie omdat er reeds burgerlijke vennootschappen tout court bestonden vooraleer er burgerlijke vennootschappen met handelsvorm werden toegelaten in de diverse reglementen van de balies, die later zijn geünificeerd door het Nationaal Reglement.
Ik hoop U met dit advies van dienst te zijn geweest en verzoek U overeenkomstig wat bepaald werd in de vergadering van de Raad van Afgevaardigden van 2 november ll. te laten weten of dit advies ook mag verspreid worden naar de overige Stafhouders en balies van het Vlaamse land.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie