Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 105

Deontologie advocaten die lid zijn van de Raad voor de Mededinging : regel van de kiesheid en onverenigbaarheden t.a.v. leden van een samenwerkingsverband


Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Mevrouw G. Boliau, Voorzitter van de Vereniging van de Vlaamse Balies, maakt mij, als hoofd van het Departement Deontologie van de Vereniging, uw brief van 20 september 2000 over, wat mij het genoegen verschaft U van antwoord te kunnen dienen.

1. Vooreerst voeg ik hierbij een volledige kopie van het advies dat aan de Brusselse Stafhouder werd bezorgd door mijn departement, en dat in werkelijkheid deel van het verslag uitmaakt van de vergadering van de Commissie Deontologie van het departement van 28 juni ll.

2. Bedoeld advies bespreekt, zoals U terecht opmerkt, de specifieke situatie van de betrokken advocaat, maar U zal vaststellen dat het tevens enkele algemene principes vertolkt, in het kader van de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen (artikel 456 Ger.W.).

Het is voornamelijk de regel van de kiesheid die ter zake toepassing zal moeten vinden.

Zo werd reeds geoordeeld dat een advocaat die plaatsvervangend rechter is er over dient te waken dat zijn handelwijze ter zitting geen vragen over de onpartijdigheid van het gerecht doet oprijzen bij de aanwezige justiciabelen ; het zou bijvoorbeeld ongepast zijn dat hij de zitting schorst om zelf een zaak te pleiten voor de rechtsmacht die hij heeft voorgezeten, om dan dadelijk daarna verder als rechter te zetelen (LAMBERT, P., Règles et usages de la profession d’avocat du barreau de Bruxelles, 3de uitgave, 1994, 54 ; BRAUN, A. & MOREAU, F., La profession d’avocat, R.P.D.P., Compl. VI, 1983, nr 70).

Daarbij weze opgemerkt dat de activiteit van de advocaat als rechter als dusdanig normaal niet onder de sanctioneringsbevoegdheid van de Raad van de Orde zal vallen (R.v.d.O. Brussel, 3 juli 1951 ; LAMBERT, o.c., 732), vermits dergelijke advocaat onder het tuchtrecht van de magistraten valt (artikel 398 e.v. Ger.W.).

Doch in Nederland oordeelde het Hof van Discipline (tuchtrechtsmacht in beroep van de Nederlandse advocaten) terecht dat wanneer een advocaat - plaatsvervangend rechter in een eigen zaak die tegen zijn cliënt voor verstekvonnis stond, zichzelf nog een allerlaatste uitstel toestond, deze gedraging zozeer verweven is met zijn gedragingen als advocaat, dat de tuchtrechter wel bevoegd was (H.v.D., 7 maart 1988, nr 1035, Adv. bl., 1988, 438 ; Boekman, Het huidige advocatentuchtrecht, 1993, 8).

Vanzelfsprekend vallen de (plaatsvervangende) magistraat en gebeurlijk zijn vennoten of medewerkers in elk geval onder de deontologische regels van het beroep van advocaat voor hun gedragingen als advocaat voor de rechtsmacht waar zij plaatsvervangend of effectief rechter zijn.

4. Er bestaat geen algemene richtsnoer, noch reglement of codex van door advocaten die tevens het ambt van magistraat uitoefenen na te leven deontologische regels en ik ben dan ook niet in de mogelijkheid daarover een algemeen advies te verstrekken.

De Nationale Orde, noch de individuele balies, noch de Vereniging van Vlaamse Balies hebben desbetreffend gereglementeerd of in het algemeen geadviseerd.

De reden daarvan blijkt eenvoudig te zijn dat zoals gezegd deze advocaten die (ook) rechterlijke functies uitoefenen, daarvoor in eerste instantie ressorteren onder het tuchtrecht van magistraten.

Als magistraat is de deontologie van elke magistraat op hen van toepassing. Er bestaat dus geen bijzondere deontologie van de (plaatsvervangende) advocaat-magistraat.

5. Het probleem waarover geadviseerd werd door de Commissie Deontologie is dus uit zijn aard eerder uitzonderlijk, juist omdat het een raakvlak betreft in de activiteitsvelden van de advocaat-magistraat.

De raad van de Orde zal daarvan gebeurlijk het aspect advocaat onderzoeken, waarbij al is aangeduid dat de advocaat-magistraat door zijn houding geen gerechtvaardigde twijfel over de onpartijdigheid van het gerecht mag veroorzaken, hetgeen voortvloeit uit de plicht tot respect voor wetten en instellingen die blijkt uit de advocateneed van artikel 429 Ger.W.

6. Omdat het onderzoek naar het al dan niet deontologisch gedrag van de advocaat-magistraat, wat het aspect advocatuur aangaat, behoort tot de bevoegdheid van zijn Stafhouder en raad van de Orde, bepaalt artikel 20 van het nieuw huishoudelijk reglement van uw Raad terecht dat de daarin vastgestelde regels gelden, onverminderd de toepassing van de deontologische regels (waarmee blijkbaar de deontologische regels van de balie worden bedoeld, want er bestaat natuurlijk eveneens een deontologie van de magistraat).

7. Wat de balie betreft, haken de regels i.v.m. de onverenigbaarheden aan aan de regel van kiesheid opgenomen in artikel 456 Ger.W., kiesheid zijnde een “gevoeligheid voor het betamelijke en passende” (STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, 1997, nr 906) of zoals Pierre LAMBERT stelt (pag. 405) “une certaine conception de la profession qui ne peut s’exercer sans une éthique rigoureuse”.

Vanzelfsprekend stemt de regel in het voorgestelde artikel 20 van het beraadslagingsverbod “wanneer een lid een rechtstreeks of onrechtstreeks, al dan niet persoonlijk belang heeft in de beslechting van het geschil” overeen met de regel van onverenigbaarheid in het beroep, genaamd de regel “van de strijdigheid van belangen”, welke regel werd uitgebreid tot alle advocaten die van enige vorm van samenwerking of binding blijk geven o.m. door gemeenschappelijk gebruik van briefpapier, naamplaten, kantoorruimten, wachtkamers of telefoon (Reglement Antwerpen, 20 februari 1978, Onverenigbaarheid V), behoudens akkoord van de cliënten en eventuele toelating van de Stafhouder (STEVENS, o.c., nr 614).

Dergelijke regels bestaan in de diverse balies en gaan zelfs zover dat de kiesheid die ten grondslag ligt aan het beroep, een advocaat gebiedt dat men niet als raadsman optreedt voor cliënten die procedureel als tegenpartijen verschijnen, zelfs al zijn deze cliënten het eens (T. Beroep Antwerpen, 24 juni 1987, STEVENS, o.c., 625 ; WAGEMANS, M., Recueil des règles professionelles, 1993-1996, 275, 1) en strekt zich ook uit tot leden van eenzelfde samenwerkingsverband (artikel 4 Reglement Nationale Orde van Advocaten, uitoefening in samenwerking van het beroep van advocaat, 8 maart 1990).

8. De samenvoeging van deze principes van kiesheid in de beroepsuitoefening met deze van het respect voor wetten en instellingen leidt tot de oplossing die werd gegeven in het advies van 28 juni 2000.

Het gaat er om :

1) te vermijden dat bij de tegenpartijen gewettigde verdenkingen t.a.v. het rechtscollege zouden voortvloeien uit een ambigue situatie, waar een kantoor van samenwerkende advocaten (wat ter zake telt zijn alle vormen van duurzame, georganiseerde of zichtbare samenwerking) zowel de rechter als één van de pleiters levert ;

2) te vermijden dat bij eigen (eventueel potentiële) cliënten de onjuiste en onaanvaardbare indruk wordt gewekt dat een bepaald advocaat een voetje voor heeft bij een rechtsmacht doordat zijn kantoor de of één van de rechters levert (wat ook de reden is waarom in het recente reglement op de publiciteit van de Vlaamse Balies, advocaten geen publicitair gebruik mogen maken van hun ambten in de rechterlijke macht of politieke mandaten).

7. Ter zake mag ik dan ook verwijzen naar de overwegingen van de Commissie Deontologie, en haar het besluit dat ik hier herhaal :

“Er kunnen gewettigde verdenkingen uit dergelijke situatie voortvloeien.

De gewone burger kan van mening zijn dat deze of geen advocaat bewust voorkennis kan hebben of kan wegen op het onderzoek en de beslissing van de Raad voor de mededinging.

In tegenstelling met wat gebeurt voor een Rechtbank waarvan de advocaat plaatsvervangend rechter is, wordt de klacht als het ware in eigen handen neergelegd.

Er stelt zich in de kiem een principieel probleem van een unfaire behandeling.

Het probleem is de betrokken advocaat niet ontgaan ; daarom heeft hij zich van de zaak voor de raad ontlast maar in het voordeel van een associé.

Dat initiatief voldoet aan de specifieke wettelijke vereisten maar is onvoldoende op deontologisch vlak.

De Commissie meent dat wat een advocaat niet vermag ook zijn associé uiteraard verboden moet zijn ook omdat als effectief lid van een administratiefrechterlijke overheid, de bedoelde advocaat moeilijk abstractie kan maken van wat hij binnen de Raad verneemt en dat het onkies zou zijn dat een administratief rechtscollege, dat over zeer verregaande onderzoeksmogelijkheden beschikt, onder verdenking zou komen van partijdigheid door het als onkies ervaren optreden van de leden van dat rechtscollege en/of hun associés.

De Commissie is van oordeel dat, gezien de verregaande onderzoeksbevoegdheden die de Raad voor de concurrentie heeft terwijl ze zelf ook rechter is, hier zeker een speciaal geval van mogelijke vermenging van belang en de vrees voor schijn van partijdigheid voorligt.

De Commissie meent derhalve dat dient geantwoord te worden dat indien de betrokken advocaat effectief lid is van de raad voor de mededinging, optreden ook niet mogelijk is voor zijn medewerkers en associés.”

8. In dit advies werd een bijzonder belang gehecht aan de specifieke aard en bevoegdheden van de Raad voor de Mededinging.

Het zou inderdaad kunnen opgemerkt worden dat ook voor hoven en rechtbanken waar hun associés of vennoten of medewerkers plaatsvervangend raadsheer of rechter zijn, advocaten vermogen te pleiten (hoewel ze dat uit kiesheid vaak zullen vermijden te doen, en de plaatsvervangende magistraten dat al evenzeer ongaarne zullen toelaten).

Doch in de Raad voor de Mededinging geldt een inquisitoriale procedure ; hoewel de verslaggevers en de dienst voor de mededinging in principe het onderzoek doen, kan de Raad het onderzoek uitbreiden en onderzoek naar andere punten van bezwaar bevelen, of bijkomend verslag gelasten ; de Raad kan boeten opleggen (eventueel voor onvolledige of verkeerde informatie bezorgd door een partij daartoe bijgestaan door haar advocaat die bij veronderstelling een associé zou zijn van een lid van de Raad voor de Mededinging), en er geldt een bijzondere regeling i.v.m. de rol van derden en hun toegang en deze van de partijen tot het dossier, en de vertrouwelijkheid van zekere stukken behorend tot het bedrijfsgeheim.

Bovendien is door de wetswijziging van 26 april 1999 er een duidelijk politiek luik aan de administratiefrechterlijke behandeling van concurrentiezaken toegevoegd, door de taak aan de Ministerraad toegekend, waardoor dezelfde advocaten die in een zaak voor de Raad voor de Mededinging pleiten (en eventueel voor het Hof van Beroep te Brussel en de Raad van State) ook aan lobbying op politiek vlak en bij de Ministerraad zullen (moeten) doen, wat de situatie van kantoorgenoten , die rechter of advocaat zijn, nog delicater maakt.

Men denke maar aan een interventie van een vennoot of medewerker van de advocaat - lid van de Raad voor de Mededinging, langs politieke weg na uitspraak van zijn kantoorgenoot in de Raad.

Het economisch belang van groepsvrijstellingen, ontheffingen, negatieve verklaringen en uitspraken over concentraties, kan vanzelfsprekend erg diepgaand en van zeer groot financieel belang zijn, en typisch voor deze soort van zaken is juist, dat zij niet zoals een zaak voor de overige rechtsmachten punctueel (eenmalig) voor een overigens passieve (beschikkingsbeginsel, geen uitspraken ultra petita) rechter/raadsheer worden gebracht, doch actief worden opgevolgd door de leden van de Raad voor de Mededinging zelf (waarbij zoals O. GUTT opmerkt, in Le conseil de la concurrence, J.T., 2000-483, het onderscheid tussen de rol van de verslaggever en deze van de leden van de raad niet rigied gemaakt wordt), en bovendien een politieke dimensie kunnen hebben door de bevoegdheden van de Ministerraad.

Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie


Ook interessant

Advies 706

Meer lezen

Advies 686

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen